Van risico’s naar red flags: hoe poortwachters hun meldingen juridisch scherper kunnen onderbouwen
/Tijdens het rondetafelgesprek van de vaste commissie Financiën over financieel-economische criminaliteit op 28 mei 2025 klonk bij meerdere partijen bezorgdheid over de werking van het meldsysteem voor ongebruikelijke transacties. Het huidige meldstelsel — gebaseerd op de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) — blijkt niet alleen juridisch kwetsbaar, maar ook in toenemende mate onpraktisch. De kernproblemen: poortwachters melden soms te veel, te weinig, of ongericht. Tegelijkertijd staat er een belangrijke wijziging voor de deur: meldingen van “ongebruikelijk” worden onder Europese regelgeving straks vervangen door meldingen van “verdacht” (NBA, FIU, OM).
Wat betekent dit juridisch en praktisch voor banken, notarissen, accountants en andere Wwft-instellingen? Hoe kunnen zij hun meldingen beter onderbouwen, en tegelijk binnen het juridische kader blijven?
Huidige praktijk: onduidelijkheden en knelpunten
Op dit moment zijn Wwft-instellingen verplicht om ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU. Dat zijn transacties die afwijken van het normale patroon van een klant of die op een andere manier tot verdenking kunnen leiden. In theorie biedt dat ruimte voor een risicogebaseerde benadering. In de praktijk blijkt het juridisch problematisch.
Volgens de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) ontbreekt vaak het overzicht en de samenhang:
Poortwachters zien slechts een deel van het totaalbeeld, en weten niet of hun melding iets wezenlijks bijdraagt (NBA).
Er is geen feedbackloop: als een melding wordt aangemerkt als verdacht, horen instellingen niet waarom (NBA).
Door angst voor represailles en het ontbreken van bescherming voor melders worden meldingen mogelijk achterwege gelaten (NBA).
Sommige instellingen melden overdreven veel (om risico’s te vermijden), ook bij kleine of reeds bekende incidenten zoals fraude door werknemers (NBA).
De FIU Nederland bevestigde deze zorg: meldingen zijn noodzakelijk, maar de kwaliteit ervan is cruciaal voor opsporingswaarde. Daarom is het nodig dat melders niet alleen risico’s herkennen, maar ook steeds beter leren denken in fenomenen en rode vlaggen — concrete signalen die kunnen duiden op witwassen of andere strafbare feiten (FIU, Verbeek-Kusters).
Toekomstige wijziging: van “ongebruikelijk” naar “verdacht”
De Europese anti-witwasverordening (AMLR), die naar verwachting in 2025–2026 wordt ingevoerd, zal het meldsysteem fundamenteel veranderen. In plaats van het huidige criterium van “ongebruikelijke transactie”, moeten instellingen dan alleen nog “verdachte transacties” melden.
Dat klinkt als een technische nuance, maar het is juridisch ingrijpend:
De beoordeling of iets “verdacht” is, vraagt van poortwachters een meer strafrechtelijke inschatting (NBA).
Instellingen zijn daar juridisch onvoldoende op toegerust, en vrezen dat zij moeten gaan oordelen waar opsporingsdiensten voor bedoeld zijn (NBA).
Dit zal mogelijk leiden tot minder meldingen, of tot meldingen die juridisch zwakker zijn onderbouwd.
Er is ook nog onduidelijkheid over wat precies onder een “verdachte” transactie valt (NBA).
De FIU gaf aan dat de nieuwe meldsystematiek ook kansen biedt — mits er goede instructies en feedback komen (FIU). Maar zonder duidelijke richtsnoeren en juridische kaders riskeren instellingen juridische aansprakelijkheid óf ineffectiviteit.
Wettelijke spanningen: privacy, geheimhouding en proportionaliteit
Een ander probleem dat in het rondetafelgesprek werd besproken, betreft het gegevensgebruik bij meldingen. Bij het bepalen van de UBO (uiteindelijk belanghebbende) van een cliënt lopen poortwachters aan tegen de grenzen van de privacywetgeving (AVG) en tegen beperkingen in registers zoals het UBO-register, dat vaak ontoegankelijk of onnauwkeurig is (NBA).
Ook het verbod op het delen van meldgegevens tussen poortwachters onderling is een structurele barrière:
Als een klant bij bank A is afgewezen, kan hij bij bank B gewoon opnieuw aankloppen.
Datzelfde geldt voor notarissen, accountants en vastgoedpartijen.
Door de geheimhoudingsplicht mag die informatie niet worden gedeeld — zelfs niet als sprake is van sterke vermoedens van fraude (NBA, KNB).
De Europese AMLR biedt mogelijk ruimte om hier in de toekomst in te voorzien (art. 75 AMLR), maar voorlopig is dit juridisch nog een blinde vlek.
Wat is nodig voor juridisch houdbare meldingen?
Verbetering meldsystematiek
Maak juridisch helder wat de overgang naar “verdacht” betekent.
Voorkom dat instellingen strafrechtelijk moeten oordelen zonder context of bevoegdheden.
Zorg voor terugkoppeling van FIU en opsporing, zodat instellingen leren van eerdere meldingen.
Fenomeengerichte training en kennisdeling
Deel red flags, sectorale indicatoren en casuïstiek in begrijpelijke taal.
Organiseer periodieke sessies tussen FIU, toezichthouders en beroepsgroepen (NBA, FIU).
Waarborgen voor melders
Bescherm de identiteit van meldende instellingen, zeker in het strafproces.
Voorkom represailles tegen individuele medewerkers (NBA).
Wettelijke ruimte voor gegevensdeling
Geef poortwachters onder voorwaarden toegang tot centrale bronnen zoals het CAHR en BRP.
Onderzoek sectorale incidentenregisters, met waarborgen voor proportionaliteit en rechtsbescherming (KNB, NBA).
Conclusie: een goed systeem vraagt scherpe melders
De poortwachtersfunctie is een juridisch instrument, geen vrijblijvende verplichting. Maar die functie staat of valt met heldere kaders, juridische afbakening, en praktische uitvoerbaarheid. De overgang van “ongebruikelijk” naar “verdacht” betekent dat instellingen niet alleen transacties moeten signaleren, maar ook moeten kunnen motiveren waarom ze juridisch relevant zijn.
De oproep van de NBA, FIU en KNB is duidelijk: geef poortwachters meer richting, meer bescherming, en meer toegang. Alleen dan kunnen meldingen bijdragen aan een effectief en juridisch houdbaar stelsel van criminaliteitsbestrijding.
Als bron voor deze blog is het volledige transcript gebruikt van het rondetafelgesprek alsook alle ingebrachte position papers.