HR herhaalt overwegingen m.b.t. bewijs van bestanddeel “afkomstig is uit enig misdrijf” in witwasbepalingen

Hoge Raad 7 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1499

De Hoge Raad herhaalt in deze zaak zijn vaste jurisprudentie over het bewijs van witwassen. De verdediging stelde dat het geldbedrag van € 27.490 een legale herkomst had, afkomstig van familieleden met als doel aankoop van grond in Turkije. Die verklaring werd door het hof als onvoldoende concreet en verifieerbaar beoordeeld, wat volgens de Hoge Raad niet zonder meer begrijpelijk is. Verdachte had immers stukken en verklaringen overgelegd. Toch leidt dit niet tot cassatie, omdat het hof aanvullend onderzoek heeft laten verrichten. Mede op basis daarvan mocht het hof concluderen dat het geld uit misdrijf afkomstig was. Dat oordeel is juridisch correct en voldoende gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Levert eerste aanbetaling waarvan hof heeft vrijgesproken wegens ontbreken van oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling rechtstreekse schade op van bewezenverklaarde oplichting?

Hoge Raad 7 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1490

In deze zaak staat centraal of de eerste aanbetaling van € 500 – waarvoor de verdachte is vrijgesproken wegens het ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling – kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade van de wél bewezenverklaarde oplichting. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom die eerste betaling in causaal verband staat tot de latere oplichtingshandelingen, namelijk de twee aanbetalingen voor verf die nooit zijn geleverd. Omdat het hof dit verband niet inzichtelijk heeft gemaakt, is het oordeel dat sprake is van rechtstreekse schade niet begrijpelijk. De Hoge Raad vernietigt daarom het arrest gedeeltelijk en verwijst de zaak terug. De centrale rechtsvraag is dus ontkennend beantwoord: zonder nadere motivering levert de vrijgesproken aanbetaling geen rechtstreekse schade op van het bewezenverklaarde feit.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Witwasveroordeling ondanks onderbouwde verklaring: verdachte hoefde herkomst geld niet aannemelijk te maken

Hoge Raad 7 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1499

In cassatie klaagt de verdediging dat het hof ten onrechte de verklaring van de verdachte over de herkomst van € 27.490 als onvoldoende concreet heeft verworpen. Volgens de AG heeft het hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting: het is niet aan de verdachte om aannemelijk te maken dat het geld niet uit misdrijf afkomstig is. Het hof had moeten motiveren waarom de verklaringen en stukken geen aanleiding gaven tot nader onderzoek door het OM. De Hoge Raad erkent dat het oordeel van het hof niet zonder meer begrijpelijk is, maar oordeelt dat er wel degelijk nader onderzoek is gedaan. Daarom blijft de veroordeling voor witwassen in stand.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer mag de strafrechter bij strafoplegging rekening houden met niet ten laste gelegde feiten?

Hoge Raad 7 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1452

De Hoge Raad vernietigt de strafoplegging in een zaak over faillissementsfraude door een bestuurder die geen deugdelijke administratie voerde. Het hof legde zes maanden cel op en woog daarbij zwaar mee dat de verdachte vaker als katvanger zou hebben gefungeerd. Volgens de Hoge Raad heeft het hof hiermee niet-tenlastegelegde feiten betrokken bij de straf zonder te voldoen aan de voorwaarden hiervoor. Zo is niet gebleken dat deze feiten ad informandum zijn gevoegd, erkend zijn of leiden tot een eerdere veroordeling. De motivering van de straf is daarom ontoereikend gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG over toerekening van strafbare gedragingen aan rechtspersonen

De zaak ECLI:NL:PHR:2025:946 draait om het feitelijk leiding geven aan door vier uitzendbureaus onjuist of onvolledig gedane aangiften loonheffing. Het hof stelde vast dat bij [F] en [G] nihilaangiften waren ingediend terwijl personeel werkte, en dat bij [B] en [D] werknemers wel op facturen voorkwamen maar niet op de verzamelloonstaten. Deze gedragingen werden aan de rechtspersonen toegerekend, waarbij opzet werd afgeleid uit de administratieve gang van zaken en de verdachte als feitelijk leidinggever fungeerde door zijn centrale rol. De cassatiemiddelen over aangiftebegrip, opzet en feitelijk leidinggeven falen volgens de procureur-generaal. Alleen de strafmotivering schiet tekort omdat het hof ook te weinig verloonde uren meenam in het benadelingsbedrag; de zaak moet daarom enkel voor straftoemeting worden teruggewezen.

Read More
Print Friendly and PDF ^