Veroordeling directeur duikbedrijf na overlijden ingehuurde duiker

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 april 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2356

Een voormalig directeur van een duikbedrijf is in hoger beroep veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) taakstraf. Een duiker die zijn bedrijf had ingehuurd is om het leven gekomen toen hij in 2017 bij duikwerkzaamheden aan de stuw in pleegplaats bovenstrooms werd verrast door een krachtige zuiging. Er bleek een groot gat aan de onderkant van de stuwboog te zitten. Het bedrijf was daar ruim een week tevoren mee bekend. Het hof is van oordeel dat het bedrijf diverse veiligheidsvoorschriften niet heeft nageleefd. Daarmee heeft het bedrijf ook aanmerkelijk nalatig gehandeld en heeft het schuld aan de dood van de duiker. Omdat hij destijds (mede) de feitelijke leiding over het bedrijf had, heeft het hof hem voor deze verwijten aan het bedrijf verantwoordelijk gehouden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigt navorderingsaanslag vanwege bewijsuitsluiting

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een einduitspraak een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vernietigd, omdat het door de inspecteur aangedragen bewijs moet worden uitgesloten vanwege onrechtmatigheden bij de start van het woonplaatsonderzoek. Een belangrijk onderdeel van de uitspraak is de verhouding van het recht van de inspecteur om bepaalde gegevens geheim te houden (nadat de rechter heeft bepaald dat deze gegevens in de procedure moeten worden gebracht) enerzijds, en het recht op een eerlijk proces en de plicht van de rechter een uitspraak te voorzien van een deugdelijke motivering anderzijds.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Het door het OM - in samenspraak met de fiscus - bankinformatie inbrengen in een strafzaak in de wetenschap dat deze primair bedoeld is voor fiscale doeleinden, leidt tot niet-ontvankelijkheid

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 9 april 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1228

Van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat zelfs bij de geringste twijfel over het antwoord op de vraag of de verstrekkende verdragsstaat ermee heeft willen instemmen dat de verkregen gegevens (ook) voor strafrechtelijke doeleinden gebruikt zouden kunnen worden – zoals in dit geval evident aan de orde is –, zekerheidshalve, voorafgaande aan dit gebruik, daartoe in ondubbelzinnige bewoordingen – derhalve expliciet – toestemming zou worden gevraagd aan de verstrekkende verdragsstaat. Naar het oordeel van het hof mag immers van een behoorlijk handelende overheid worden verwacht dat deze verdragsbepalingen zorgvuldig en, op grond van de verdragstrouw tussen verdragsluitende partijen, naar de geest naleeft. Van een dergelijk expliciet gevraagde toestemming is in het onderhavige geval in het geheel niet gebleken en – nu aan een uitvoering van het tussenarrest op dat punt geen gevolg is gegeven – moet het ervoor worden gehouden dat een dergelijke toestemming niet is verzocht en dat derhalve evenmin een daaropvolgende toestemming voor dat gebruik door de Duitse autoriteiten is gegeven.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Uitspraak ontnemingszaak diamantroof Schiphol

Drie personen die in 2021 zijn veroordeeld voor betrokkenheid bij een diamantroof op Schiphol in 2005 hebben hieruit op illegale wijze financieel voordeel verkregen. Dat oordeelt het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep. Bij de roof werden diamanten buitgemaakt ter waarde van toen ruim 72 miljoen Amerikaanse dollar. Een deel van de buit ter waarde van ruim 43 miljoen Amerikaanse dollar is tot dusver niet gevonden. De schatting van het verkregen voordeel van betrokkene 1 en 2 baseert het hof op afgeluisterde gesprekken en de verklaring van één van de betrokkenen in een undercover traject. Het voordeel voor betrokkene 1 wordt geschat op één miljoen euro en voor betrokkene 2 op ruim 607.571 euro.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Niet-ontvankelijkheidsverweer dat verdachte tijdens het eerste politieverhoor nog niet als verdachte maar als getuige werd gehoord

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:973

Op 10 juli 2017 is de verdachte gehoord als getuige in het kader van het opsporingsonderzoek naar witwassen door medeverdachte. Voorafgaande aan dat verhoor is zij als getuige gewezen op haar verschoningsrecht ten opzichte van haar partner medeverdachte. Tijdens het verhoor heeft de verdachte als getuige verklaard dat de naam bedrijf 1 haar niets zegt en dat zij nooit enige betrokkenheid heeft gehad bij deze onderneming. Pas naar aanleiding van dit getuigenverhoor is er bij de politie een redelijk vermoeden van schuld ontstaan jegens de verdachte.

Read More
Print Friendly and PDF ^