Hoge Raad geeft kader voor termijn instellen rechtsmiddel na verontschuldigbare termijnoverschrijding

Hoge Raad 14 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1523

Als sprake is van een bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid waardoor de verdachte het rechtsmiddel niet tijdig heeft ingesteld, mag van de verdachte worden verlangd dat hij zo spoedig mogelijk alsnog het rechtsmiddel instelt of doet instellen nadat die omstandigheid zich niet meer voordoet. Het alsnog (doen) instellen van het rechtsmiddel binnen de – in strafprocedures gebruikelijke – termijn van veertien dagen nadat de betreffende omstandigheid zich niet meer voordoet, geldt daarbij in elk geval als zo spoedig mogelijk.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Bestuurder onttrekt geld aan failliete vennootschap en weigert medewerking aan curator

Gerechtshof Amsterdam 8 oktober 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2696

Een voormalig bestuurder van een failliete BV wordt veroordeeld wegens faillissementsfraude. Hij onttrekt ruim 22.000 euro aan de boedel terwijl schuldeisers onbetaald blijven. Ook weigert hij, ondanks herhaalde verzoeken, informatie aan de curator te verstrekken. Het gerechtshof legt een taakstraf van 180 uur op en een voorwaardelijke celstraf van 2 maanden. Daarnaast wordt een beroepsverbod van 5 jaar opgelegd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Onderzoek naar fraude met short-stay-verhuur

De FIOD heeft op 14 oktober 2025 in een strafrechtelijk onderzoek naar belastingfraude meerdere aanhoudingen en doorzoekingen verricht. Het onderzoek richt zich op fraude met omzetbelasting bij de verhuur van woningen. Twee mannen worden verdacht feitelijk leiding te hebben gegeven aan de verboden gedragingen van één of meer bedrijven.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Van rechtmatigheid naar doelmatigheid: de ultimum remedium-gedachte in het bijzonder

Binnen het strafrecht wordt de ultimum remedium-gedachte van oudsher breed omarmd. Het is een belangrijk onderdeel van de invloedrijke strafrechtstheorie van Beccaria,[1] en Modderman positioneerde deze gedachte als dominant ‘beginsel’ bij de totstandbrenging van het Wetboek van Strafrecht in 1886. De gedachte brengt een zuinig en terughoudend gebruik van het strafrecht met zich, omdat het gebruik van het strafrecht als probleemoplossend instrument een zware belasting oplevert voor (verdachte) natuurlijke personen of rechtspersonen. Daarnaast zijn de maatschappelijke (financiële) kosten van strafrechtelijk optreden hoog, en is capaciteit in de strafrechtketen schaars.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Uitspraak Hoge Raad over getuigenverzoeken van de verdediging die pas bij de inhoudelijke behandeling van de zaak worden gedaan terwijl dat eerder mogelijk was

In drie uitspraken van vandaag gaat de Hoge Raad in op gevallen waarin de verdediging pas bij de inhoudelijke behandeling van de zaak op zitting verzoekt een getuige te horen, terwijl de verdediging al in een eerder stadium van de procedure de mogelijkheid heeft gehad zo’n verzoek te doen.

Read More
Print Friendly and PDF ^