Begrip 'toekomen' in beslagkwestie opnieuw uitgelegd

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:651

De rechtbank Den Haag had het beklag van klaagster over de verbeurdverklaring van 100.000 euro ten onrechte gegrond verklaard. Volgens de Hoge Raad is voor ontvankelijkheid vereist dat sprake is van een goederenrechtelijke aanspraak op het verbeurdverklaarde voorwerp. Een enkele betaling en het ontbreken van toegang tot het geld vormen slechts een verbintenisrechtelijke vordering, geen eigendomsrecht. Klaagster kon daardoor niet als belanghebbende worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigt de beschikking en wijst de zaak terug naar de rechtbank.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:640

De Hoge Raad overweegt dat voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist is, waarbij de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn. Indien geen sprake is van gezamenlijke uitvoering, moet de rechter nauwkeurig motiveren waarom toch van medeplegen wordt uitgegaan. Daarbij kan worden gekeken naar onder meer de intensiteit van samenwerking, rolverdeling, aanwezigheid op cruciale momenten en het belang van de rol van de verdachte.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: enkele vordering uit ‘unjust enrichment’ betekent niet dat verbeurdverklaard saldo aan klaagster ‘toekomt’ a.b.i. art. 552b lid 1 Sv; geen belanghebbende, geen recht op afgifte

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:653

Wanneer een klager op grond van een civielrechtelijke verbintenis, zoals een overeenkomst, een onrechtmatige daad, een onverschuldigde betaling of een ongerechtvaardigde verrijking, jegens een bepaalde (rechts)persoon een vordering heeft tot betaling van een geldbedrag van zekere omvang, brengt dit niet mee dat zich in het vermogen van die persoon een bepaald geldbedrag bevindt dat kan worden aangemerkt als een ‘voorwerp’ dat aan die klager toekomt in de zin van artikel 552b lid 1 Sv. De klager beschikt in dat geval immers slechts over een vordering tot betaling van het verschuldigde geldbedrag, zodat niet kan worden gezegd dat hij aanspraak kan maken op de afgifte van een bepaald, in de strafzaak van zijn schuldenaar verbeurd verklaard geldbedrag. Dit is in lijn met de rechtspraak met betrekking tot vorderingen uit een leenovereenkomst. In een dergelijk geval kan de klager dan ook niet als ‘belanghebbende’ worden aangemerkt in de zin van artikel 552b lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Kan een contactverbod worden opgelegd als de naleving daarvan niet onder alle omstandigheden afhankelijk is van het gedrag van de verdachte?

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:629

De verdachte klaagt dat de vrijheidsbeperkende maatregel, in het bijzonder het gebod om geen enkel contact “te hebben” met het slachtoffer, niet volledig afhankelijk is van zijn eigen gedragingen. Volgens de verdachte kan immers het slachtoffer zelf contact leggen, waarmee de verdachte mogelijk in strijd met de maatregel zou handelen zonder eigen initiatief.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Kunnen vorderingen BP ter zake van kosten voor geestelijke gezondheidszorg als vergoeding voor materiële schade toewijzen, terwijl hof vorderingen immateriële schade heeft afgewezen?

Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:629

Het hof mocht de vorderingen van benadeelde partijen A en B voor kosten van geestelijke gezondheidszorg en eigen risico toewijzen als materiële schade. Voor toewijzing is vereist dat er voldoende verband bestaat tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, waarbij de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beoordeling van dit verband. Het hof heeft geoordeeld dat deze kosten directe vermogensschade vormen in de zin van artikel 6:95 en 6:96 BW. Dat het hof daarnaast de vorderingen ter zake van immateriële schade heeft afgewezen op grond van artikel 6:106 BW, doet aan de toewijsbaarheid van de materiële schade niet af.

Read More
Print Friendly and PDF ^