Beslissing Hoge Raad over verschoningsrecht na beklag tegen beslag onder Jehovah’s Getuigen
/Hoge Raad 19 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:68
Het oordeel van de Rb dat het aanvullende klaagschrift betrekking heeft op onderwerpen die “buiten de reikwijdte” van art. 552a Sv vallen is juist nu art. 552a lid 1 Sv, mede gelet op de bewoordingen van deze bepaling, niet voorziet in de mogelijkheid beklag te doen tegen de inzet van een bijzonder opsporingsmiddel of tegen het niet voldoen aan de verplichtingen a.b.i. het aanvullend klaagschrift. De Hoge Raad doet wat de Rb had behoren te doen en verklaart klagers alsnog n-o in het door hen ingediende aanvullende klaagschrift.
De HR herhaalt: tot de beroepsbeoefenaren die o.g.v. art. 218 Sv een verschoningsrecht hebben, behoren de arts, de advocaat en de notaris. Ook de geestelijke stand komt dat verschoningsrecht toe.
De rb heeft geoordeeld dat zich situaties kunnen voordoen waarin een ouderling van Jehova’s Getuigen verschoningsgerechtigd is. Dit oordeel is onjuiste noch onbegrijpelijk.
