HR: procesafspraken in strafzaken toelaatbaar met inachtneming van wettelijke regeling en eisen eerlijk proces

Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252

Procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de verdediging zijn toelaatbaar als de wettelijke regeling en de eisen van een eerlijk proces in acht worden genomen. Dat is de strekking van de uitspraak van de Hoge Raad van vandaag naar aanleiding van een vordering cassatie in het belang der wet. Procesafspraken in strafzaken doen geen afbreuk aan de eigen verantwoordelijkheid van de strafrechter voor de uitkomst van de zaak. De rechter kan tot een uitspraak komen die aansluit bij procesafspraken maar hij is niet verplicht het voorstel van het OM en de verdediging te volgen als hij vindt dat dit leidt tot een uitkomst die niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over uitgrijzen en vernietigen van geheimhouderinformatie

Hoge Raad 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1257

Het in de overwegingen van de rechtbank besloten liggende oordeel dat met het privilegiëren ofwel het ‘uitgrijzen’ van gegevens is verzekerd dat de gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht kan worden geslagen, ontoereikend is gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat de rechtbank weliswaar heeft vastgesteld dat de gegevens ontoegankelijk zijn gemaakt “voor de opsporing” maar geen vaststellingen heeft gedaan over de wijze waarop is gewaarborgd dat personen die bij het opsporingsonderzoek zijn betrokken op geen enkele wijze toegang kunnen krijgen tot de ‘uitgegrijsde’ gegevens. In dat verband is van belang dat de rechtbank er wel van uitgaat dat er “technisch mogelijkheden bestaan om eenmaal ‘gegrijsde’ informatie opnieuw toegankelijk te maken”, maar dat uit haar vaststellingen niet blijkt voor wie, op welke wijze en onder welke voorwaarden deze gegevens dan opnieuw toegankelijk kunnen worden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Overwegingen HR m.b.t. EHRM-rechtspraak over het horen van deskundigen

Hoge Raad 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1198

Een verzoek tot het oproepen en het horen van een deskundige moet in de regel door de verdediging worden gemotiveerd. Daarbij mag van de verdediging worden verlangd dat wordt toegelicht welke onderdelen van het verrichte onderzoek en/of van de over dat onderzoek opgestelde of afgelegde verklaring zij wil (doen) toetsen door middel van het horen van de deskundige. Daarbij kan van belang zijn dat de verdediging ook toelicht waarom daarvoor het oproepen en horen van de deskundige nodig is en niet een andere wijze van toetsing in aanmerking komt. Het vorenstaande geldt ook als een verzoek wordt gedaan tot het oproepen en horen als getuige van een opsporingsambtenaar die technisch opsporingsonderzoek heeft verricht, dat wil zeggen opsporingsonderzoek waarvoor een zekere mate van specifieke of bijzondere kennis is vereist.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Is er sprake van een gewoonte maken van flessentrekkerij als het meerdere malen is gepleegd?

Hoge Raad 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1199

Of een meervoud aan de in artikel 326a Sr bedoelde gedragingen - het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren - kan worden aangemerkt als het maken van een ‘gewoonte’, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat de gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Feitelijk leidinggever heeft 2 jaar in strijd met sanctiemaatregelen Iran indirect handel gedreven met gasbedrijf: is juiste uitleg gegeven aan term ‘direct of indirect ter beschikking stellen’?

Hoge Raad 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:957

Het middel bevat de klacht dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de in art. 23, derde lid, van Verordening (EU) nr. 267/2012 voorkomende term ‘direct of indirect ter beschikking stellen’. De steller van het middel voert aan dat het in de casus die aan het arrest van het HvJEU van 21 december 2011 ten grondslag lag, om een andere situatie ging dan in de zaak van de verdachte. Daar ging het, aldus de steller van het middel, om een keramische sinteroven die ‘werd besteld en afgeleverd in Iran. De oven zou deels zijn geïnstalleerd, maar uiteindelijk niet in werking gesteld’.

Read More
Print Friendly and PDF ^