HvJ EU: verbod om gevolg te geven aan bepaalde wetgeving van derde landen kan in een civiele procedure worden ingeroepen

HvJ EU 21 december 2021, C-124/20 (Bank Melli Iran)

Het verbod uit de EU-blokkeringsverordening om gevolg te geven aan bepaalde wetgeving van derde landen kan worden ingeroepen in een civiele procedure. Dat verbod geldt ook wanneer een bestuurlijke of rechterlijke instantie van het derde land geen specifiek verzoek of geen specifieke instructie heeft gegeven om de wetgeving van dat derde land na te leven. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Duitse rechter.

Read More
Print Friendly and PDF ^

EHRM neemt schending ne bis in idem beginsel aan na naheffing en strafrechtelijke veroordeling n.a.v. onregelmatigheden in belastingaangiften

EHRM 31 augustus 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0831JUD001295118 (Bragi Guðmundur Kristjánsson t. IJsland)

In verband met onregelmatigheden in zijn belastingaangiften heeft klager een naheffing opgelegd gekregen. Daarnaast is hij strafrechtelijk veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en een geldboete. Het EHRM stelt vast dat de beide procedures weliswaar complementair waren en deels parallel liepen, maar dat ze toch onvoldoende materieel en temporeel met elkaar waren verbonden om ‘bis in idem’ te kunnen uitsluiten. Art. 4 P7 EVRM is dan ook geschonden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over verplichting van de Staat tot het bieden van rechtsherstel als het EHRM in een uitspraak een schending van een verdragsregel heeft vastgesteld

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1884

De aanvraag tot herziening houdt verband met de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 januari 2021 in de zaak van Keskin tegen Nederland. In de aanvraag tot herziening wordt naar voren gebracht dat het EHRM in deze uitspraak heeft vastgesteld dat art. 6, eerste lid in samenhang met het derde lid onder d, EVRM is geschonden in de procedure die tot de veroordeling van de aanvrager heeft geleid.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ-EU: hogere nationale rechter kan lagere rechter niet belemmeren om prejudiciële vragen aan het EU-Hof te stellen

HvJ-EU 23 november 2021, C-564/19 (IS)

Het Unierecht verzet zich ertegen dat een hoogste nationale rechterlijke instantie, naar aanleiding van een door een procureur-generaal in het belang van de wet ingestelde hogere voorziening, vaststelt dat een bij het EU-Hof ingediend verzoek van een lagere rechter om een prejudiciële beslissing onrechtmatig is omdat de gestelde prejudiciële vragen niet relevant en noodzakelijk zijn voor de beslechting van het hoofdgeding. Een nationale rechter is verplicht ingevolge het Unierechtelijke voorrangsbeginsel om elke nationale rechterlijke praktijk die afbreuk doet aan zijn bevoegdheid om het EU-Hof vragen voor te leggen, buiten beschouwing te laten.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Europese Commissie presenteert jaarverslag over de toepassing van het EU-Handvest van de grondrechten in 2021

In overeenstemming met de EU-strategie om de toepassing van het Handvest in de EU te versterken heeft de Europese Commissie voor het eerst een jaarverslag gepresenteerd dat is toegespitst op een specifiek thema. Het thema voor het jaarverslag van 2021 is de bescherming van de grondrechten in het digitale tijdperk. De Commissie gaat onder meer in op het gebruik van kunstmatige intelligentie en de verspreiding van illegale inhoud op het internet.

Read More
Print Friendly and PDF ^