Procesafspraak leidt tot nihil-stelling van ontnemingsvordering na verduistering in dienstbetrekking

Rechtbank Den Haag 14 november 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21454

De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel uit verduistering in dienstbetrekking vast op 147.726 euro. In de strafzaak is de veroordeelde reeds veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij Serviceheroes B.V., inclusief schadevergoedingsmaatregel. Openbaar Ministerie en verdediging sluiten een procesafspraak waarin zij overeenkomen dat de betalingsverplichting aan de Staat op nihil wordt gesteld. De rechtbank oordeelt dat de verdachte vrijwillig en goed geïnformeerd instemt met de afspraken. Het belang van de benadeelde partij bij schadevergoeding weegt zwaarder dan het belang van de Staat bij inning. De rechtbank wijkt daarom gemotiveerd af van de standaardpraktijk en stelt de betalingsverplichting op nihil.

De context van de zaak

De zaak betreft een ontnemingsprocedure die voortvloeit uit een eerdere strafzaak waarin de verdachte, een natuurlijk persoon geboren in 1974, is veroordeeld wegens verduistering in dienstbetrekking. De verdachte is in die zaak schuldig bevonden aan het meermalen verduisteren van geldbedragen die hij uit hoofde van zijn dienstverband onder zich heeft gehad bij het bedrijf Serviceheroes B.V. In de hoofdzaak heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat de verdachte een bedrag van 147.726 euro wederrechtelijk heeft verkregen. Aan hem is toen tevens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij.

In de onderhavige ontnemingszaak is het doel de veroordeelde een betalingsverplichting op te leggen aan de Staat, gelijk aan het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De procedure is gevoerd op tegenspraak en kent als bijzonder kenmerk dat de officier van justitie en de verdediging zogeheten procesafspraken hebben gemaakt over de afdoening van de zaak.

De tenlastelegging

In deze ontnemingsprocedure betreft de inzet niet een strafrechtelijke tenlastelegging van een nieuw feit, maar de vaststelling van het voordeel dat de veroordeelde heeft genoten uit het strafbare feit waarvoor hij eerder is veroordeeld. De officier van justitie vordert aanvankelijk dat dit voordeel wordt geschat op 1.099.967,01 euro, zij het dat dit bedrag in het kader van de gemaakte procesafspraken later aanzienlijk wordt bijgesteld.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. N.J.P. Coenen, conformeert zich ter zitting aan het gezamenlijke afdoeningsvoorstel. In deze procesafspraak stelt het Openbaar Ministerie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op 147.726 euro dient te worden vastgesteld, maar dat de daarop gebaseerde betalingsverplichting aan de Staat op nihil moet worden gesteld. Dit voorstel is mede ingegeven door de omstandigheid dat aan de verdachte reeds de verplichting is opgelegd om het volledige bedrag aan de benadeelde partij te vergoeden.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging, gevoerd door mr. P.J. Hoogendam, sluit zich aan bij het standpunt van het Openbaar Ministerie. De verdediging voert geen inhoudelijke verweren en onderschrijft de juistheid en de rechtsgeldigheid van het procesafsprakenmodel in deze zaak. De veroordeelde heeft verklaard vrijwillig afstand te doen van verdedigingsrechten en geen hoger beroep in te stellen indien de rechtbank beslist conform de gemaakte afspraken.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank toetst in de eerste plaats of de procesafspraken op een eerlijke en vrijwillige wijze tot stand zijn gekomen en of de verdachte voldoende is geïnformeerd over de rechtsgevolgen van het akkoord. Tijdens de inhoudelijke behandeling op 31 oktober 2025 is vastgesteld dat de verdachte zich bewust is van de implicaties van de gemaakte afspraken en deze zonder dwang heeft geaccepteerd.

De rechtbank oordeelt dat de procesafspraken in overeenstemming zijn met de waarborgen van artikel 6 EVRM. Vervolgens stelt de rechtbank, mede op basis van de bewijsmiddelen uit de strafzaak, vast dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten ten bedrage van 147.726 euro. Dit bedrag stemt overeen met de toegewezen vordering van de benadeelde partij Serviceheroes B.V. in de strafzaak.

In de hoofdzaak is de verdachte veroordeeld voor verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd. Deze veroordeling vormt de juridische grondslag voor de huidige ontnemingsmaatregel ex artikel 36e Sr. De rechtbank acht bewezen dat het volledige bedrag van 147.726 euro wederrechtelijk is verkregen door de veroordeelde.

Beslissing

Hoewel de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op 147.726 euro, ziet zij aanleiding om – in afwijking van de gebruikelijke praktijk – de betalingsverplichting aan de Staat op nihil te stellen. Deze beslissing is ingegeven door het feit dat de verdachte reeds is veroordeeld tot betaling van hetzelfde bedrag aan de benadeelde partij en dat ook de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 36e, negende lid, Sr geen rekening hoeft te houden met die verplichting indien de betaling nog niet is voldaan, maar dat zij hiertoe wel bevoegd is. In dit geval acht de rechtbank het belang van de benadeelde partij bij vergoeding van de schade zwaarder wegen dan het belang van de Staat bij het innen van het bedrag in het kader van de ontnemingsmaatregel. Hierdoor wordt dubbele inning van hetzelfde bedrag voorkomen, en wordt het herstelgericht karakter van het strafproces benadrukt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^