Echtpaar veroordeeld voor faillissementsfraude: administratie verzaakt en klantenportefeuille verduisterd
/Rechtbank Gelderland 6 maart 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:2176 en ECLI:NL:RBGEL:2025:2177
De rechtbank Gelderland veroordeelt een echtpaar wegens faillissementsfraude bij rechtspersoon 1 B.V. Beide verdachten – formeel en feitelijk bestuurder – leveren geen volledige administratie aan de curator en onttrekken een waardevolle klantenportefeuille aan de boedel. De curator wordt hierdoor ernstig belemmerd in de afwikkeling van het faillissement. De rechtbank acht bij beide verdachten sprake van voorwaardelijk opzet. Ondanks hun beperkte rol in de bedrijfsvoering blijven zij juridisch verantwoordelijk. Beiden krijgen een taakstraf van 80 uur opgelegd, mede gelet op hun leeftijd, gezondheid en blanco strafblad.
Context van de zaak
In deze strafzaken staan een echtpaar centraal dat wordt vervolgd wegens faillissementsfraude in hun rol als formeel en feitelijk bestuurder van [rechtspersoon 1] B.V., een vennootschap actief op het gebied van schuldhulpverlening. De man treedt op als formeel bestuurder en enig aandeelhouder sinds 2014; zijn echtgenote is vanaf 2016 feitelijk bestuurder. Hun zoon en schoondochter zijn eveneens actief binnen de onderneming. Op 20 augustus 2019 wordt [rechtspersoon 1] failliet verklaard. Voorafgaand aan dit faillissement is een klantenportefeuille van circa 200 cliënten om niet overgedragen aan [rechtspersoon 2] B.V., een vennootschap opgericht door de schoondochter van het echtpaar. De curator wordt hierdoor in zijn werkzaamheden ernstig belemmerd. Beide verdachten worden in afzonderlijke procedures vervolgd voor het niet voldoen aan de administratieplicht en het onttrekken van activa aan de boedel.
Tenlastelegging
De verdachten wordt verweten dat zij gezamenlijk en ieder voor zich:
Als bestuurders van [rechtspersoon 1] B.V., opzettelijk niet hebben voldaan aan de wettelijke administratie- en bewaarplicht, en niet terstond en volledig de administratie in ongeschonden vorm aan de curator hebben overgedragen, wat de afhandeling van het faillissement heeft bemoeilijkt.
Voor of tijdens het faillissement een waardevolle klantenportefeuille aan de boedel hebben onttrokken door deze zonder vergoeding over te dragen aan [rechtspersoon 2] B.V., wetende dat hierdoor schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zouden worden benadeeld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat beide verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan faillissementsfraude. Voor beide verdachten wordt een taakstraf van 180 uur geëist, bij niet-uitvoering te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
Beide verdachten betwisten het opzet. Zij voeren aan dat zij te goeder trouw hebben gehandeld en ervan uitgingen dat de administratie was gevoerd en (deels digitaal via Yuki) was verstrekt aan de curator. Voorts stellen zij dat de curator zelf onvoldoende initiatief heeft getoond om toelichting te vragen op de aangeleverde stukken. De verdediging stelt verder dat de overdracht van de klantenportefeuille transparant is verlopen, en dat meerdere malen is aangeboden deze terug te brengen in de boedel. Ook zou de portefeuille verlieslatend zijn geweest en dus geen benadeling van schuldeisers hebben veroorzaakt. Tot slot wordt gewezen op de lichamelijke gesteldheid, hoge leeftijd, blanco strafblad en overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 – Schending van de administratieplicht en afgifteplicht
De rechtbank overweegt dat bestuurders van een vennootschap wettelijk verplicht zijn een volledige, overzichtelijke en controleerbare administratie te voeren en te bewaren (artikel 2:10 BW), en dat deze bij faillissement onverwijld en volledig aan de curator moet worden verstrekt (artikelen 105a en 106 Fw). Zowel de formeel als feitelijk bestuurder van [rechtspersoon 1] zijn daarin tekortgeschoten.
Ondanks herhaalde verzoeken van de curator is slechts een fragmentarische administratie verstrekt. De administratie over 2019 ontbreekt geheel, evenals crediteuren- en debiteurenoverzichten. De aangeleverde Yuki-bestanden zijn incompleet. Uit het dossier blijkt dat beide verdachten op de hoogte waren van deze tekortkomingen, en toch niet hebben gecontroleerd of alsnog een volledige administratie werd verstrekt. Daarmee hebben zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de curator zijn taak niet naar behoren zou kunnen uitoefenen. De rechtbank concludeert dat sprake is van voorwaardelijk opzet bij beide verdachten.
Feit 2 – Onttrekking van de klantenportefeuille aan de boedel
De rechtbank stelt vast dat in de aanloop naar het faillissement de omzetgenererende klantenportefeuille zonder enige vergoeding is overgedragen aan een andere vennootschap binnen de familiekring. De portefeuille vertegenwoordigde aanzienlijke waarde, onder meer blijkend uit een eerder bod van 250.000 euro van een geïnteresseerde derde. De nieuwe vennootschap genereerde er binnen drie maanden na overdracht al bijna 46.000 euro aan omzet mee. Dat de curator geen inzicht meer had in de samenstelling van de portefeuille na de overdracht, maakte verkoop onmogelijk. Hierdoor werd de boedel benadeeld.
Beide verdachten hebben verklaard dat zij wisten dat [rechtspersoon 1] afstevende op een faillissement, en toch hebben zij besloten om deze activa over te dragen. De rechtbank acht bewezen dat zij op zijn minst de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat schuldeisers hierdoor in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld. Ook hier is dus sprake van voorwaardelijk opzet.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart beide verdachten schuldig aan:
Medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon opzettelijk niet voldoen aan de administratie- en afgifteplicht tijdens en voorafgaand aan het faillissement (artikel 344a Sr);
Medeplegen van het onttrekken van activa aan de failliete boedel met wetenschap dat schuldeisers worden benadeeld (artikel 343 Sr).
Strafoplegging
Beide verdachten worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, bij niet-uitvoering te vervangen door 40 dagen hechtenis. De rechtbank houdt bij de strafbepaling rekening met hun leeftijd (1952 en 1954), gezondheidsklachten, de overschrijding van de redelijke termijn (meer dan twee jaar vanaf het eerste verhoor), en hun blanco strafblad. De rechtbank acht een gevangenisstraf of hogere taakstraf disproportioneel, mede nu beide verdachten geen financieel voordeel hebben genoten en sterk afhankelijk zijn van elkaars zorg.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat het echtpaar zich gezamenlijk schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude. Zij hebben nagelaten een volledige administratie aan de curator te verstrekken en hebben de enige waardevolle activiteit van hun onderneming – de klantenportefeuille – onttrokken aan de boedel, ten nadele van de schuldeisers. De rechter houdt bij de straftoemeting rekening met persoonlijke omstandigheden, hetgeen leidt tot een relatief milde taakstraf.
Lees hier de volledige uitspraken:
