EOM-beslag onder vuur: rechtbank Amsterdam buigt zich over rechtmatigheid, verschoningsrecht en bevoegdheid Nederlandse rechter

Rechtbank Amsterdam 7 oktober 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:7389

De rechtbank Amsterdam oordeelt over een klaagschrift van een bedrijf tegen inbeslagneming van digitale gegevens door de FIOD, uitgevoerd op verzoek van het Europees Openbaar Ministerie in Portugal. Klaagster stelt dat het beslag onrechtmatig is en dat zich geheimhouderstukken onder de gegevens bevinden. De rechtbank bevestigt haar bevoegdheid om de uitvoering van de maatregel te toetsen. Het beslag wordt rechtmatig geacht. Filtering op verschoningsgerechtigd materiaal moet nog plaatsvinden. De behandeling van het beklag wordt aangehouden.

Context van de zaak

In deze zaak beoordeelt de rechtbank Amsterdam een klaagschrift van een Nederlandse rechtspersoon (klaagster) tegen de inbeslagneming van digitale gegevensdragers, die door de FIOD in beslag zijn genomen tijdens een grensoverschrijdend onderzoek onder regie van het Europees Openbaar Ministerie (EOM). De doorzoekingen hebben plaatsgevonden op 7 mei 2025 op het bedrijfspand van klaagster, alsmede op het post- en privéadres van de bestuurder van een gelieerde vennootschap. De actie is uitgevoerd in het kader van een onderzoeksmaatregel op grond van artikel 31 van de EU-verordening 2017/1939, afkomstig van de Portugese gedelegeerde Europees aanklager (EDP).

Tijdens de doorzoekingen zijn digitale administratieve gegevens in beslag genomen door het kopiëren van data op gegevensdragers, waaronder mailboxen. De Nederlandse gedelegeerde Europees aanklager (aEDP) heeft vervolgens de rechter-commissaris verzocht filtering toe te passen op informatie die mogelijk onder het verschoningsrecht valt.

Klaagster verzoekt op basis van artikel 552a juncto artikel 98 Wetboek van Strafvordering (Sv) om opheffing van het beslag. De kern van het beklag is dat de inbeslagneming volgens klaagster onrechtmatig heeft plaatsgevonden, mede omdat zich onder de in beslag genomen gegevens mogelijk stukken bevinden die onder het verschoningsrecht vallen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Europees Openbaar Ministerie stelt dat de inbeslagneming rechtmatig is uitgevoerd. Volgens de aEDP betreft het hier een doorzoeking in een bedrijfspand, waarvoor geen rechterlijke machtiging vereist was. De maatregel is uitgevoerd op verzoek van de Portugese EDP, en de Nederlandse rechter toetst slechts de formele vereisten, niet de rechtmatigheid of proportionaliteit van het beslag.

Met betrekking tot het verschoningsrecht stelt de aEDP dat artikel 98 Sv het beslag op gegevensdragers niet uitsluit, ook niet als daar mogelijk geheimhoudermateriaal op staat. Essentieel is dat er geen kennis wordt genomen van beschermde informatie. Daarom is, in overleg met de verdediging, de rechter-commissaris verzocht een filtering uit te voeren op basis van artikel 181 Sv. Voor een deel van het beslag is deze filtering reeds toegewezen, maar nog niet uitgevoerd. Er wordt momenteel geen inhoudelijke kennis genomen van de gegevens.

Standpunt van de verdediging

Klaagster betoogt dat de inbeslagneming onrechtmatig is, nu er geen machtiging zou zijn verleend voor het beslag onder haar. Daarnaast beroept klaagster zich op artikel 23 lid 5 Sv en verzoekt zij de onderzoeksmaatregel van de Portugese autoriteiten te mogen inzien, zodat zij de rechtmatigheid van het beslag kan toetsen. Voorts betoogt klaagster dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is om de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van de maatregel te beoordelen, mede gelet op artikel 31 van de Verordening en het arrest van het Hof van Justitie van 21 december 2023. Tot slot voert klaagster aan dat het beslag onrechtmatig is voor zover het betrekking heeft op stukken die onder het verschoningsrecht vallen. Zij verzoekt opheffing van het beslag en vernietiging van de betreffende gegevens.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank wijst het verzoek van klaagster om de onderzoeksmaatregel te mogen inzien af. De rechter oordeelt dat het belang van vertrouwelijkheid van de onderzoeksmaatregel, waarin mogelijk meerdere en nog niet uitgevoerde handelingen worden beschreven, zwaarder weegt dan het belang van volledige inzage voor de verdediging. De rechtbank heeft zelf wél inzage gehad in de onderzoeksmaatregel en stelt vast dat deze mede betrekking heeft op klaagster. Daarmee acht de rechtbank het beslag, ook ten aanzien van mogelijk geheimhoudermateriaal, rechtmatig.

Voorts bevestigt de rechtbank dat zij bevoegd is het beklag te beoordelen, gelet op de wijze van tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregel op Nederlands grondgebied. Onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 december 2023 overweegt de rechtbank dat zij bevoegd is te toetsen of bij de uitvoering sprake is van een ernstige inmenging in fundamentele rechten, zoals het recht op vertrouwelijke communicatie tussen advocaat en cliënt.

Ten aanzien van het beroep op het verschoningsrecht stelt de rechtbank dat dit nog prematuur is. Weliswaar is door de rechter-commissaris op 12 mei 2025 reeds beslist dat een filtering moet plaatsvinden op mogelijk geheimhoudermateriaal, maar deze filtering heeft nog geen doorgang gevonden. Voor het beslag op een tweede locatie, waarvoor op 3 juni 2025 een vordering is gedaan, is nog geen beslissing genomen. De rechtbank stelt vast dat het aan de rechter-commissaris is om in eerste instantie te beoordelen of de in beslag genomen stukken onder het verschoningsrecht vallen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^