Vrijspraak niet (tijdig) doen van aangifte inkomstenbelasting: Pas na verstrijken van de in de aanmaning nader gestelde termijn kan worden geconstateerd dat niet (tijdig) aangifte is gedaan

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3311

Uit de gang van zaken volgt dat de verdachte is uitgenodigd tot het doen van aangifte, hij daaraan is herinnerd en vervolgens is aangemaand, een en ander volgens het stramien van artikel 9 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Uit de herinneringsbrief en de aanmaning in de onderhavige zaak blijkt dat steeds een nieuwe uiterlijke datum is vermeld waarop de aangifte inkomstenbelasting alsnog moet zijn ingediend.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Verzoekschrift ex art. 591a Sv: Latere wijziging sepotcode brengt niet mee dat termijn opnieuw gaat lopen

Gerechtshof Amsterdam 2 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2481

Een verzoekschrift als bedoeld in artikel 591a Sv dient te worden ingediend binnen drie maanden na afdoening van de zaak, in onderhavige zaak derhalve binnen drie maanden na de sepotbeslissing. De latere wijziging door het openbaar ministerie van de sepotcode brengt niet mee dat opnieuw een termijn van drie maanden gaat lopen waarbinnen een verzoekschrift op de voet van artikel 591a Sv kan worden ingediend.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Fraude met loonheffingen in de uitzendbranche: Overwegingen over de kwaliteit van aangifteplichtige, medeplegen, rol van verdachte & de wijze waarop zaken tegen medeverdachten zijn afgedaan

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3314

Het hof heeft in het kader van de straftoemeting tevens de rol van de verdachte in de constellatie van de bewezenverklaarde strafbare feiten in ogenschouw genomen, alsmede de wijze waarop de zaken tegen haar medeverdachten zijn afgedaan. Allereerst stelt het hof vast dat de verdachte als zzp’er in ondergeschiktheid ten opzichte van haar opdrachtgevers medeverdachte 1 en medeverdachte 2 administratieve werkzaamheden heeft verricht. De verdachte heeft, anders dan de directeuren van Uitzendbureau 1 B.V. en Uitzendbureau 2 B.V., geen financieel voordeel uit de strafbare feiten genoten.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Geldt uitgangspunt dat zaak binnen zestien maanden moet zijn afgedaan in geval van voorlopig gehechte ook voor ontnemingszaken?

Hoge Raad 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:559

De stellers van het middel stellen zich in de toelichting daarop op het standpunt dat het hof ten onrechte heeft overwogen dat het uitgangspunt van een eindvonnis binnen zestien maanden, zoals dat in strafzaken geldt voor verdachten die in verband met de bewezen verklaarde feiten in voorlopige hechtenis verkeren, niet van overeenkomstige toepassing is in ontnemingszaken. Daartoe verwijzen de stellers van het middel naar het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:BD2578, NJ 2008, 358, dat volgens hen ook geldt voor ontnemingszaken.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Schending vertrouwensbeginsel: Rb verklaart OvJ niet-ontvankelijk in de ontnemingsvordering

Rechtbank Amsterdam 25 juli 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5592

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel. Het Openbaar Ministerie bestrijdt niet de stelling van de raadsvrouw dat de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak op 7 maart 2017 de opmerking heeft gemaakt dat de op die terechtzitting aangekondigde ontnemingsvordering slechts zou worden doorgezet, indien er geen regeling met de benadeelde partij zou worden getroffen waarbij de schade vergoed zou worden.

Read More
Print Friendly and PDF ^