Wat als handtekening advocaat ontbreekt op schriftelijke volmacht aan griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen?

Hoge Raad 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:91

Een e-mailbericht kan als een schriftelijke volmacht als bedoeld in art. 450 lid 3 Sv tot het instellen van beroep in cassatie worden aangemerkt als in e-mailbericht zelf de volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de eis dat en een verklaring bevat van de advocaat dat hij door de Verdachte of klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep én die volmacht is voorzien van ondertekening door advocaat. Aan deze voorwaarden is in deze zaak niet voldaan, nu de e-mail van de advocaat van de klager niet (zelf of in de bijlage) een verklaring van de advocaat bevat dat zij bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van beroep in cassatie en die e-mail ook niet door de advocaat is ondertekend. Uit de omstandigheid dat namens de klager een cassatieschriftuur is ingediend door onder anderen dezelfde advocaat die de e-mail aan de griffie van de rechtbank heeft verzonden, moet worden afgeleid dat aan deze op 2 punten onvolkomen volmacht bij het instellen van beroep in cassatie de wens van klager ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen. Daarom leidt die onvolkomen volmacht niet tot niet-ontvankelijkverklaring in dit beroep. Conclusie AG anders.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ EU over bewaren van biometrische en genetische gegevens van personen die strafrechtelijk zijn veroordeeld

HvJ EU 30 januari 2024, C-118/22 (Direktor na Glavna direktsia „Natsionalna politsia“ pri MVR – Sofia)

Politiediensten mogen niet zonder enige beperking in de tijd tot het overlijden van de betrokkene de biometrische en genetische gegevens bewaren van eenieder die onherroepelijk is veroordeeld wegens een opzettelijk gepleegd strafbaar feit. Hoewel de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen een dergelijke algemene en ongedifferentieerde bewaring rechtvaardigen, moeten de nationale autoriteiten de verwerkingsverantwoordelijke de verplichting opleggen om periodiek na te gaan of het nog langer nodig is die gegevens te bewaren, en moeten zij de betrokkene het recht toekennen om die gegevens te doen wissen indien dat niet meer het geval is. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Bulgaarse rechter.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Eerste zaak die aan HR is voorgelegd na beantwoording prejudiciële vragen over EncroChat-data blijft in stand

Hoge Raad 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192

De veroordeling van een verdachte wegens de (voorbereiding van) handel in drugs, het medeplegen van handel in vuurwapens en witwassen blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld. Het gerechtshof gebruikte voor het bewijs onder meer berichten van zogenoemde PGP-telefoons van dienstverlener EncroChat die Nederland ontving in het kader van een gemeenschappelijk onderzoek met Frankrijk.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Openbaarmaking veroordeling niet mogelijk bij veroordeling voor valsheid in geschrifte

Rechtbank Midden-Nederland 23 januari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:254

De rechtbank heeft een 53-jarige man veroordeeld voor het medeplegen van verduistering en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft een taakstraf opgelegd van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Als bijkomende straf heeft de rechtbank Verdachte ontzet uit de uitoefening van het beroep van bewindvoerder voor de duur van drie jaren. Deze straf is bijna gelijk aan de eis van de officier van justitie. De officier van justitie had ook de openbaarmaking van de veroordeling gevorderd, maar dat kan volgens de wet niet voor de veroordeling van valsheid in geschrift. In het ontnemingsvonnis heeft de rechtbank ten slotte de verplichting opgelegd tot betaling van €61.044,34 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer heeft een verdachte de “herkomst” van een geldbedrag en rechthebbende op dat bedrag “verhuld”?

Hoge Raad 23 januari 2023, ECLI:NL:HR:2024:47

De bestanddelen “verbergen” en “verhullen” a.b.i. art. 420bis.1.a Sr hebben betrekking op gedragingen die erop zijn gericht zicht te bemoeilijken op (onder meer) herkomst van voorwerp en wie rechthebbende op voorwerp is. Die gedragingen moeten tevens geschikt zijn om dat doel te bereiken. Het hof heeft geoordeeld dat Verdachte “met overleggen van stukken” (waarmee hof het oog heeft op stukken die Verdachte n.a.v. witwasbrief heeft doen overleggen en waarover door Verdachte op de terechtzitting in hoger beroep een verklaring is afgelegd die door hof is aangemerkt als “achteraf geconstrueerd samenstel van verzinsels”) heeft geprobeerd werkelijke herkomst van geld en kennelijk ook rechthebbende daarop te verhullen. Dat oordeel is ontoereikend gemotiveerd. Het hof heeft immers bewezenverklaard dat verhullen van herkomst van geld en van rechthebbende daarop heeft plaatsgevonden op 28-8-2020, terwijl overleggen van stukken en afleggen van verklaring daarover na die datum hebben plaatsgevonden.

Read More
Print Friendly and PDF ^