Regeerakkoord: Welke plannen heeft de coalitie op het gebied van het bijzondere strafrecht?

VVD, D66, CDA en ChristenUnie presenteerden 15 december hun regeerakkoord 'Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst'. Welke plannen heeft de coalitie op het gebied van het bijzondere strafrecht? Internationale samenwerking wordt versterkt. Er wordt gezorgd voor grondslagen voor gegevensuitwisseling. Er wordt meer prioriteit gegeven aan financiële opsporing en ‘intelligence’ om geldstromen te verstoren. Bedrijven en hun bestuurders die ondermijnende criminaliteit faciliteren en zich schuldig maken aan witwassen en milieucriminaliteit, worden steviger aangepakt. Controles worden verscherpt om fraude en corruptie bij logistieke knooppunten aan te pakken. De expertise van de aanpak van cybercriminaliteit wordt versterkt.

Read More
Print Friendly and PDF ^

DNB publiceert toezichtplannen voor 2022: extra inzet op bestrijden van financieel-economische criminaliteit

Tijdens een digitale persbijeenkomst op 7 december, onder leiding van de beide DNB-directeuren toezicht, werd Toezicht in beeld gepresenteerd. Dat betreft een samenvatting dat weergeeft waar DNB in het toezicht aan werkt en heeft gewerkt. In het komende jaar zet DNB zich verder in op hun meerjarige speerpunten uit de Visie op Toezicht 2021-2014. Onderdeel hiervan is extra inzet die blijft op het bestrijden van financieel-economische criminaliteit. De inspanningen van instellingen op dit vlak zijn weliswaar toegenomen, maar het effect is nog onvoldoende volgens DNB. “Dit moet slimmer door betere samenwerking, zowel tussen publieke en private partijen als op Europees niveau”.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Nederland presenteert follow-up rapport aan OESO-Werkgroep

Onlangs heeft Nederland het ‘Phase 4 evaluation of The Netherlands: one year written follow-up report’ aan de OESO Anti-Corruptie Werkgroep gepresenteerd. Het rapport geeft informatie over de voortgang die Nederland heeft geboekt bij de implementatie van een aantal aanbevelingen van het Fase 4 evaluatierapport.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG: Boete aan rechtspersoon én feitelijk leidinggevende mag, behalve als daarmee hetzelfde “vermogensrechtelijke belang” wordt geraakt

Parket bij de Hoge Raad 30 november 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1115

  • Vooral het strafrechtelijke ne bis in idem-beginsel is van belang voor de uitleg van het una via-beginsel.

  • Het ne bis in idem-beginsel is in het strafrecht slechts van toepassing wanneer dezelfde persoon consecutief wordt vervolgd vanwege hetzelfde feit. Wanneer personen juridisch van elkaar zijn te onderscheiden is strikt genomen geen sprake van dezelfde persoon, zodat het strafrechtelijke ne bis in idem-beginsel dan toepassing zal missen in geval van consecutieve vervolging en bestraffing.

  • Bij de beantwoording van de vraag of dezelfde persoon voor hetzelfde feit opnieuw is vervolgd en bestraft, wordt niet altijd zo strikt aan het juridische onderscheid tussen de natuurlijke persoon en de rechtspersoon vastgehouden. Een zekere relativering van het juridische onderscheid tussen de natuurlijke persoon en de rechtspersoon bij de bepaling van de toepasselijkheid van het una via-beginsel valt af te leiden uit de jurisprudentie van de Hoge Raad.

  • Een onherroepelijke veroordeling van een natuurlijke persoon als feitelijke leidinggever aan een door een rechtspersoon begaan feit staat in de weg aan de vervolging van de rechtspersoon vanwege dat feit indien het vermogensrechtelijke belang in de rechtspersoon bij die feitelijke leidinggever berust.

  • Het is nog altijd geen uitgemaakte zaak of en, zo ja, in hoeverre het nemo tenetur beginsel van toepassing is op de situatie dat een strafvervolging wordt ingesteld tegen een natuurlijke persoon als feitelijke leidinggever aan een door een rechtspersoon begaan feit, terwijl ten aanzien van dat door de rechtspersoon begane feit reeds een bestuurlijke boete aan de rechtspersoon is opgelegd. Er kunnen argumenten voor de relativering van het onderscheid worden ontleend aan de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan het ne bis in idem-beginsel en het una via-beginsel.

  • Ten aanzien van de artikelen 67c AWR en 69 AWR zou kunnen worden gesteld dat hun juridische aard in aanzienlijke mate verschilt, omdat de eerste betrekking heeft op een betalingskwestie en de tweede op een aangiftekwestie.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over het bewijs van het maken van een gewoonte van een misdrijf

Hoge Raad 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702

Het maken van een “gewoonte” fungeert soms als wettelijke strafverzwaringsgrond, in de vorm van een extra bestanddeel of als bijzondere strafbepaling. Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat wordt vastgesteld dat de verdachte ‘de neiging’ had om telkens weer zich schuldig te maken aan het misdrijf, of dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^