Bouwbedrijf heeft opzettelijk geen melding gedaan van het voornemen handelingen te verrichten die verplaatsing van de verontreiniging van de bodem tot gevolg hadden

Gerechtshof Amsterdam 6 februari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:273

De Verdachte rechtspersoon, een bouwbedrijf, heeft artikel 28, eerste lid, van de Wet Bodembescherming (oud) overtreden door geen melding te doen van haar voornemen handelingen te verrichten die verplaatsing van de verontreiniging van de bodem tot gevolg hadden. Zij heeft, zonder voorafgaand onderzoek te (laten) doen naar de bodemkwaliteit, verontreinigde grond laten afgraven en afvoeren. Van een professioneel bouwbedrijf als de verdachte, die door heel Nederland en ook vaker in Amsterdam opdrachten uitvoert en heeft uitgevoerd, mag (meer) zorgvuldigheid worden verwacht. Er wordt een geldboete opgelegd van EUR 1.500 en vernietiging van de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Geen vervolging van individuele ambtenaren van de Belastingdienst uit de Toeslagenaffaire voor (beroepsmatige) discriminatie

Gerechtshof Den Haag 20 februari 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:329

In mei 2023 is een art. 12 Sv beklagprocedure gestart tegen de beslissing van de officier van justitie te Den Haag om (niet nader genoemde) individuele ambtenaren van de Belastingdienst (beklaagden) niet te vervolgen ter zake van (beroepsmatige) discriminatie. Op basis van het dossier zoals dit op dit moment aanwezig is, is het hof echter allereerst van oordeel dat de in aanmerking komende strafbare feiten verjaard zijn. Daarnaast is het hof van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om op grond van dit dossier een succesvolle strafvervolging van (een) individuele ambtena(a)r(en) van de Belastingdienst te kunnen baseren. Nog los van de vraag of nader onderzoek iets zal opleveren, acht het hof gezien de capaciteit die nodig is om zicht te krijgen op de door de individuele ambtenaren in de zaken van klagers verrichte handelingen en het toenmaals geldende beleid, de inzet van het strafrecht voor een dergelijk onderzoek niet aangewezen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Producent industriële verpakkingen voor gevaarlijke stoffen veroordeeld tot hogere dan gevorderde geldboete vanwege geringe signaalwerking

Gerechtshof Amsterdam 26 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:244

De verdachte heeft UN-kenmerken op vaten aangebracht en deze vaten op de markt gebracht, terwijl zij wist dat de vaten niet door de hydraulische druktest kwamen. Door het aanbrengen van de kenmerken heeft de verdachte ten onrechte het vertrouwen gewekt dat deze vaten geschikt waren voor het verpakken en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Over 2022 was de jaaromzet van organisatie ruim 6 miljard US Dollar en bedroeg het nettoresultaat ruim 375 miljoen US Dollar. Voor een onderneming als de Verdachte is naar het oordeel van het hof een geldboete zoals gevorderd een te gering strafrechtelijk signaal.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak handelen in strijd met Arbeidsomstandighedenwet

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 januari 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:695

Verdachte wordt vrijgesproken van handelen in strijd met artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is geweest van een samenwerking tussen Verdachte en het door haar ingeschakelde bedrijf met betrekking tot de invulling en planning van de veiligheidsmaatregelen. Daarnaast is het hof van oordeel dat Verdachte geen reden had om te moeten of hoeven twijfelen aan de veiligheid van de door het ingeschakelde bedrijf voorgestelde maatregelen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Van controle naar opsporing: Mocht toezichthouder controlebevoegdheden uitoefenen, ondanks dat er al een vermoeden was van een strafbaar feit?

Gerechtshof Amsterdam 30 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:245

Aanleiding voor de controle bij de verdachte door verbalisant, werkzaam bij de ILT, is het feit dat uit gegevens, verkregen van de dienst Douane, naar voren was gekomen dat verdachte01 B.V. in 2016 driemaal een hoeveelheid trichloorethyleen had ingevoerd. Het hof begrijpt het verweer van de verdediging op dit punt zo dat gesteld wordt dat deze gegevensuitwisseling niet had mogen plaatsvinden zonder dat er een onderliggende overeenkomst was gesloten tussen de douaneautoriteiten enerzijds en de ILT anderzijds, waarin afspraken over de vorm waarin die uitwisseling zou moeten plaatsvinden waren vastgelegd. Er is volgens het hof echter geen rechtsregel die voorschrijft dat informatie-uitwisseling tussen beide overheidsorganen alleen dan zou mogen plaatsvinden als er van een zodanige schriftelijke vastlegging sprake is.

Read More
Print Friendly and PDF ^