Boete voor ‘affiliate’ wegens samenwerken met illegale vermogensbeheerder

Grinta Invest was een illegale vermogensbeheerder. Mevrouw M. Plat heeft deze illegale partij gepromoot via een website en beleggers aangebracht. Zij maakte zich zo schuldig aan het medeplegen van illegaal vermogensbeheer. Dit is ernstig. Mede door het promoten en aanbrengen door deze persoon zijn beleggers ingestapt en kon Grinta Invest er met hun geld vandoor gaan. 

Read More
Print Friendly and PDF ^

Proefschrift: De invloed van Pro Justitia-rapportages op rechterlijke beslissingen over bewijs en straf

In veel strafzaken is informatie gewenst over de psychische gesteldheid van een verdachte. De rechter wordt hierover geadviseerd middels een pro Justitia-rapportage. In deze rapportage geven gedragskundigen informatie over een mogelijke psychische stoornis bij een verdachte, of dit heeft doorgewerkt in het delict, en of het delict dus aan de verdachte kan worden toegerekend. Daarnaast bevat het rapport advies over het recidiverisico en mogelijke behandelmaatregelen. Deze informatie is waardevol om tot een passende sanctie te komen. Een dergelijk rapport is bijvoorbeeld een vereiste om een tbs-maatregel op te kunnen leggen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

De strafrechtelijke aanpak van dividendstripping

Al voor het arrest van de Hoge Raad van 19 januari 2024 was het voor de Belastingdienst en het openbaar ministerie een mijl op zeven om dividendstripping fiscaalrechtelijk en strafrechtelijk aan te pakken. Niet alleen staan de wettelijke bepalingen daaraan in de weg, ook de uitlatingen die door bijvoorbeeld de voormalig staatssecretaris Van Rij zijn gedaan, laten zien dat in Nederland de strafrechtelijke aanpak van dividendstripping niet aan de orde zou moeten zijn. Mogelijk ingegeven door de druk vanuit de maatschappij en dan met name de pers (denk aan alle berichten op Follow The Money) op dit punt of de verzoeken vanuit Duitsland is het bestrijden van dividendstripping toch een hot topic geworden. Met name gelet op alle kanttekeningen die er bij deze zaken te maken zijn, is het de vraag of het opportuun is om deze zaken voor de strafrechter te brengen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Het in hoger beroep maken van nieuwe, aanvullende, procesafspraken

Gerechtshof Den Haag 3 december 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2389

Het Openbaar Ministerie en de verdediging maakten procesafspraken waarin een straf van 9 maanden gevangenisstraf werd voorgesteld. De rechtbank verwierp deze afspraken, omdat de voorgestelde straf niet in verhouding stond tot de ernst van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank veroordeelde de verdachte uiteindelijk tot 24 maanden gevangenisstraf. In hoger beroep zijn nieuwe procesafspraken werden gemaakt. Deze omvatten een gevangenisstraf van 15 maanden (waarvan 288 dagen onvoorwaardelijk) en een geldboete van €25.000. Het hof honoreert deze afspraken grotendeels maar wijkt in het nadeel van de verdachte af door een langere voorwaardelijke straf op te leggen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Geldboete voor feitelijk leidinggever na overtreding omgevingsrecht

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 4 oktober 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3147

Een leidinggevende wordt veroordeeld voor het medeplegen van het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting voor het opslaan en verwerken van bedrijfsafvalstoffen, in strijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het hof bevestigt de eerder opgelegde boete van €1.500. Verweren over gelijkheidsbeginsel en vergunningplicht worden verworpen.

Feiten

De zaak draait om een leidinggevende die, samen met een medeverdachte, verantwoordelijk was voor het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting waarin afvalstoffen werden opgeslagen, verwerkt en overgeslagen. Deze activiteiten vonden plaats in een loods en twee silo’s op een perceel in gebruik door een rechtspersoon. Het project viel onder de categorie vergunningplichtige inrichtingen (categorie 28 van Bijlage 1, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht), waarvoor een omgevingsvergunning vereist is op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De verdachte handelde als feitelijk leidinggevende namens een rechtspersoon die deze overtreding beging.

De activiteiten werden uitgevoerd tussen januari 2013 en januari 2016 en omvatten onder andere het mengen en samenvoegen van afvalstoffen afkomstig van verschillende bedrijven, hoofdzakelijk uit Duitsland. Uit het dossier blijkt dat vervoersdocumenten met afvalcodes (zoals Eural-codes) en zogenoemde “A-platen” (speciaal voor afvalvervoer) werden aangetroffen. Dit bevestigde dat het om afvalstoffen ging.

Oordeel van het hof

  1. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie:

    • De verdediging voerde aan dat het OM niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard wegens schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat een medeverdachte een transactievoorstel van €3.000 kreeg en niet werd vervolgd. Het hof wees dit verweer af en oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een grotere rol speelden in de organisatie en daarnaast betrokken waren bij andere milieuovertredingen. Het OM kon daarom redelijkerwijs besluiten om hen wel strafrechtelijk te vervolgen.

  2. Vergunningplicht en bewezenverklaring van feit 1:

    • Het hof stelde vast dat de inrichting voldeed aan de criteria voor een vergunningplichtige inrichting, zoals beschreven in categorie 28 van het Besluit omgevingsrecht. De activiteiten (opslag, verwerking en overslag van afvalstoffen) werden zonder de vereiste vergunning uitgevoerd.

    • De loods en de silo’s waren in gebruik voor activiteiten die overduidelijk onder de definitie van afvalstoffen vallen, gebaseerd op aangetroffen vervoersdocumenten, afvalcodes en de aard van de stoffen. De houder van de stoffen wilde zich ervan ontdoen, wat een belangrijke indicator is voor de status van afvalstoffen volgens de Wet milieubeheer en Europese richtlijnen.

  3. Feitelijk leidinggeven:

    • De verdachte werd aangemerkt als feitelijk leidinggevende van de rechtspersoon. Hij had een directe rol in het organiseren van de activiteiten, zoals het regelen van de inkoop, transport en verwerking van afvalstoffen. Daarnaast gaf hij, samen met een medeverdachte, opdrachten aan werknemers die de feitelijke werkzaamheden uitvoerden. Het hof benadrukte dat de verdachte de overtredingen kon voorkomen of beëindigen, maar dat niet heeft gedaan.

  4. Verwerpen van juridische verweren:

    • Het primaire verweer van de verdediging, dat de verhandelde stoffen niet als afvalstoffen kwalificeerden omdat ze op de uitzonderingslijst van de Meststoffenwet stonden, werd verworpen. Het hof stelde dat deze uitzondering alleen geldt voor specifieke verbodsbepalingen en niet de vergunningplicht opheft.

    • Het subsidiaire verweer dat er al een vergunning zou zijn verleend aan een andere betrokkene werd ook afgewezen. De vergunning dekte niet de activiteiten met afvalstoffen zoals die in de loods werden uitgevoerd.

  5. Medeplegen:

    • Het hof oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte, een medeverdachte en de rechtspersoon. Hun samenwerking was essentieel om de illegale activiteiten in de loods mogelijk te maken. Dit maakt de verdachte schuldig aan medeplegen.

  6. Rechtvaardiging van de straf:

    • Het hof beschouwde het gedrag van de verdachte als verwijtbaar. Als professioneel ondernemer had hij zich moeten laten informeren over de vereisten van de wetgeving en de noodzakelijke vergunningen. Het niet naleven van deze verplichtingen wordt als ernstig beschouwd, omdat vergunningen een belangrijke rol spelen in het beschermen van het milieu en het reguleren van afvalstoffenbeheer.

Strafoplegging

Het hof bevestigde de eerder door de rechtbank opgelegde straf:

  • Een geldboete van €1.500, met een vervangende hechtenis van 25 dagen bij niet-betaling.

  • Het hof nam de bewijsmiddelen en redeneringen van de rechtbank grotendeels over, met enkele verduidelijkingen en aanvullingen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^