Opnieuw grootschalige faillissementsfraude na eerdere straf: vier jaar cel en beroepsverbod
/Rechtbank Oost-Brabant 15 mei 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:2770
De rechtbank veroordeelt een man tot vier jaar cel voor omvangrijke faillissementsfraude, belastingfraude, omkoping en valsheid in geschrift. Hij verzweeg miljoenen aan inkomsten tijdens zijn faillissement en diende onjuiste belastingaangiften in. Ook omkocht hij een werknemer van een groot bedrijf en vervalste het CV van zijn partner. De feiten zijn gepleegd kort na een eerdere gevangenisstraf voor beleggersfraude. De rechtbank acht de feiten ernstig en structureel van aard. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn wordt de straf iets gematigd. De man krijgt ook een beroepsverbod van vijf jaar en het vonnis wordt openbaar gemaakt.
De context van de zaak
De verdachte betreft een natuurlijke persoon, geboren in 1974, die reeds in 2008 failliet is verklaard. Dit faillissement volgde op een eerdere veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie die beleggers heeft opgelicht voor meer dan 40 miljoen euro. Ondanks het omvangrijke boedeltekort van meer dan 78 miljoen euro, dat voortvloeide uit dit faillissement, is verdachte in de jaren daarna opnieuw overgegaan tot omvangrijke frauduleuze handelingen. De verdachte heeft hierbij gebruikgemaakt van verschillende rechtspersonen, die onder de controle van hemzelf of van derden stonden, en opereert daarbij deels onder een andere naam. Verdachte heeft op grote schaal geld gegenereerd en verzwegen inkomsten aangewend voor een uitbundige levensstijl, waarbij onder meer dure auto’s, exclusieve reizen en luxe goederen zijn aangeschaft.
De tenlastelegging
Verdachte wordt verweten dat hij gedurende zijn faillissement – in twee onderscheiden periodes – aanzienlijke inkomsten uit onder andere autoverhuur, personeeldetachering, cryptohandel en afkoop van verzekeringspolissen heeft verzwegen en aan de boedel heeft onttrokken (feiten 1 en 2). Daarnaast zou hij herhaaldelijk opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de curator hebben verstrekt (feit 3), onjuiste belastingaangiften hebben ingediend over de jaren 2016 tot en met 2018 (feit 4), een werknemer van een bedrijf hebben omgekocht door het doen van betalingen en andere giften (feit 5), en samen met anderen een vals curriculum vitae hebben opgesteld ten behoeve van zijn partner (feit 6).
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle zes de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij vordert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren, een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren met betrekking tot het functioneren als bestuurder van een vennootschap, en de openbaarmaking van het vonnis zonder anonimisering van de personalia.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging erkent dat enkele van de feiten bewezen kunnen worden, zij het met beperkingen. Zo zou de periode van de onttrekkingen korter zijn dan gesteld en zouden bepaalde bedragen en onderdelen uit de tenlastelegging niet bewezen kunnen worden. Met betrekking tot de belastingfraude en het verzwijgen van inlichtingen wordt aangevoerd dat deze handelingen onderdeel zijn van één en dezelfde gedraging (eendaadse samenloop). Voor het omkopingsfeit wordt vrijspraak bepleit wegens gebrek aan causaal verband. Daarnaast pleit de verdediging voor oplegging van een taakstraf of voorwaardelijke straf, mede in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Het oordeel van het gerecht
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging. De feiten zijn niet voortgekomen uit één wilsbesluit maar betreffen verschillende ongelijksoortige gedragingen over meerdere jaren. Er is daarom geen sprake van voortgezette handeling of eendaadse samenloop, maar van meerdaadse samenloop.
Ten aanzien van het omkopingsverweer overweegt de rechtbank dat uit de inhoud van onder meer chatberichten blijkt dat verdachte zeer welbewust betalingen verricht met het oog op tegenprestaties van een werknemer van [bedrijf 1], zoals het plaatsen van personeel, het delen van vertrouwelijke informatie, en het goedkeuren van frauduleuze urenregistraties. Het verweer wordt verworpen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht alle zes tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft in beide periodes goederen (inkomsten en vermogensbestanddelen) aan de failliete boedel onttrokken, heeft structureel onjuiste informatie verstrekt aan de curator, en onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingediend over meerdere jaren. Tevens heeft verdachte op systematische wijze samengewerkt met een werknemer van [bedrijf 1] om op illegale wijze financiële voordelen te verkrijgen, en heeft hij in dat kader ook het curriculum vitae van zijn partner vervalst.
De strafoplegging
De rechtbank weegt zwaar mee dat verdachte herhaaldelijk en systematisch fraudeert, ook na een eerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hij ontneemt schuldeisers de mogelijkheid op verhaal, ontduikt belastingverplichtingen, pleegt valsheid in geschrift, en ondermijnt de integriteit van het bedrijfsleven door middel van omkoping. Verdachte heeft enkel oog gehad voor eigen gewin en lijkt geen enkel inzicht te tonen in de laakbaarheid van zijn handelen.
Daarbij betrekt de rechtbank dat het benadelingsbedrag meer dan 1 miljoen euro bedraagt, dat verdachte structureel te werk is gegaan, en dat zijn handelen breed maatschappelijk ontwrichtend is. Ook het feit dat verdachte zich door eerdere veroordelingen niet heeft laten weerhouden, werkt strafverzwarend.
De rechtbank houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en matigt daarom de gevangenisstraf van 54 naar 48 maanden.
Daarnaast legt de rechtbank een beroepsverbod op voor de duur van vijf jaren en bepaalt zij dat het vonnis wordt gepubliceerd zonder anonimisering van verdachte, teneinde derden te waarschuwen voor zakendoen met verdachte.
Lees hier de volledige uitspraak.