Hoge Raad bevestigt mogelijkheid tot paulianeuze vernietiging bij samenstel van rechtshandelingen
/Hoge Raad 20 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:975
De Hoge Raad oordeelt dat bij een samenhangend geheel van rechtshandelingen de wetenschap van benadeling in de zin van artikel 42 Fw mag worden beoordeeld op het geheel en niet per afzonderlijke handeling. Het hof heeft terecht geoordeeld dat het hier ging om een zodanig samenstel. Daarmee faalt het cassatieberoep van Nebo c.s. De overige klachten worden verworpen met toepassing van artikel 81 RO.
Achtergrond
In deze zaak staan complexe financiële transacties centraal tussen enerzijds een groep vennootschappen, gezamenlijk aangeduid als Mega/NPB c.s., en anderzijds een groep gelieerde partijen, aangeduid als Nebo c.s. De curator in de faillissementen van Mega/NPB c.s. vordert vernietiging van een omvangrijk aantal rechtshandelingen op grond van artikel 42 Faillissementswet (Fw) wegens paulianeus karakter.
De Mega/NPB-vennootschappen hielden zich bezig met projectontwikkeling, met als kernactiviteit het aankopen van agrarische gronden en deze, na bestemmingswijziging, met winst doorverkopen. De financiering verliep via Rabobank en bedroeg sinds 2007 maximaal 125 miljoen euro. Als gevolg van de financiële crisis trok Rabobank zich terug als financier. In de nasleep hiervan sloten Mega/NPB c.s. vanaf juni 2009 een reeks overeenkomsten met Nebo c.s., die gezamenlijk een omvangrijk samenstel van transacties vormen. Tot deze transacties behoren onder meer bouwclaimovereenkomsten, levering van onroerende zaken, vestiging van zekerheden, aansprakelijkstellingen en terugkoopconstructies.
De faillissementen van de Mega/NPB-vennootschappen zijn uitgesproken in de periode van juli tot december 2016. De curator stelt dat het geheel van rechtshandelingen erop gericht was activa aan het verhaal van schuldeisers te onttrekken, en dat zowel Mega/NPB c.s. als Nebo c.s. ten tijde van deze transacties wisten dat dit tot benadeling van schuldeisers zou leiden. De rechtbank en het gerechtshof hebben het merendeel van de rechtshandelingen op die grond vernietigbaar geacht.
Middel
Nebo c.s. voeren in cassatie aan dat het gerechtshof het criterium van wetenschap van benadeling ten onrechte heeft toegepast op het geheel van rechtshandelingen in plaats van per afzonderlijke rechtshandeling. Volgens hen vereist artikel 42 Fw dat bij elke afzonderlijke handeling afzonderlijk wordt vastgesteld of ten tijde van het verrichten daarvan de wetenschap van benadeling aanwezig was. Door dit te doen aan de hand van het geheel, zou het hof de rechtsnorm onjuist hebben uitgelegd.
Daarnaast zijn andere klachten geformuleerd die onder meer betrekking hebben op de uitleg van financiële rapportages, de waardering van activa en de toepassing van het criterium van onverplichtheid. Deze overige klachten worden echter niet nader uitgewerkt, nu de Hoge Raad ze afdoet met toepassing van artikel 81 lid 1 RO.
Beoordeling Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat artikel 42 lid 1 Fw de vernietiging van een onverplichte rechtshandeling mogelijk maakt indien de schuldenaar bij het verrichten daarvan wist of behoorde te weten dat dit tot benadeling van schuldeisers zou leiden. Voor wederkerige rechtshandelingen bepaalt artikel 42 lid 2 Fw dat ook degene met of jegens wie de handeling is verricht die wetenschap moet hebben gehad.
De Hoge Raad overweegt dat de Faillissementswet uitgaat van de afzonderlijke rechtshandeling als uitgangspunt. Toch is in eerdere rechtspraak erkend dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een samenstel van rechtshandelingen in samenhang moet worden beoordeeld. Daarbij kan worden uitgegaan van het geheel als juridische eenheid, zowel ten aanzien van de benadeling als de wetenschap daarvan en de onverplichtheid.
Concreet betekent dit dat niet per se bij elke individuele rechtshandeling het faillissement en het tekort daarin met redelijke waarschijnlijkheid voorzien moet zijn. Voldoende is dat deze wetenschap op enig moment aanwezig was tijdens het tot stand komen van het geheel van samenhangende rechtshandelingen. Dat is consistent met de functie van artikel 42 Fw: bescherming van de gezamenlijke schuldeisers tegen rechtshandelingen die het verhaalsvermogen van de boedel aantasten.
Het hof heeft in cassatie onbestreden vastgesteld dat de betrokken rechtshandelingen in de categorieën A (bouwclaimovereenkomsten), C (aansprakelijkstellingen), D (terugkoopconstructies), E (zekerheden), F (leveringen) en G (contractsovernemingen) een zodanige samenhang vertonen dat zij als één geheel dienen te worden beoordeeld. Daarmee heeft het hof terecht de toets van artikel 42 Fw toegepast op dat geheel.
De klacht van Nebo c.s. dat het hof niet per afzonderlijke handeling heeft beoordeeld of aan het wetenschapscriterium is voldaan, faalt dus. De Hoge Raad bevestigt dat het hof juist heeft gehandeld door de wetenschap van benadeling te beoordelen aan de hand van het samenstel als geheel.
De overige klachten in cassatie behoeven geen inhoudelijke bespreking, omdat zij geen vragen oproepen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad past daarom artikel 81 lid 1 RO toe.
Het voorwaardelijk ingestelde incidentele cassatieberoep van de curator behoeft geen behandeling, nu het principale beroep niet slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.