Geen ruimte voor beknoptheid bij ontnemingsvorderingen: hof moet inhoud bewijsmiddelen vermelden bij betwisting
/Hoge Raad 9 december 2025, ECLI:NL:HR:2025:1870
Het gerechtshof bevestigde een vonnis over een ontnemingsvordering zonder de inhoud van de bewijsmiddelen te vermelden. De verdediging had in hoger beroep de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit drugsverkoop gemotiveerd betwist. In zo’n geval eist de wet een weergave van de redengevende feiten en omstandigheden. Het hof heeft ten onrechte volstaan met een verwijzing naar stukken. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak. De zaak wordt terugverwezen naar het hof 's-Hertogenbosch voor nieuwe behandeling.
Achtergrond
In deze zaak gaat het om een ontnemingsvordering wegens het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van cocaïne en heroïne. De betrokkene is een natuurlijk persoon, geboren in 1987, die eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten. Op basis daarvan heeft het openbaar ministerie een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: w.v.v.) aanvankelijk werd vastgesteld op 6415 euro.
De politierechter matigt dit bedrag, onder andere vanwege twijfel over de betrokkenheid van de betrokkene bij bepaalde transacties. Het w.v.v. wordt uiteindelijk vastgesteld op 2467,50 euro, waarbij onder meer een correctie is toegepast vanwege niet onderbouwde transacties en een forfaitaire aftrek van 50 procent inkoopkosten.
In hoger beroep heeft de raadsman van de betrokkene betwist dat sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel in de omvang zoals door de politierechter vastgesteld. Primair is vrijspraak van de onderliggende strafbare feiten bepleit, subsidiair matiging van het bedrag wegens onvoldoende onderbouwing van de berekening. De verdediging heeft daarbij uitvoerig aangevoerd dat diverse bedragen die zijn meegenomen in de berekening, niet gegrond zijn op wettige bewijsmiddelen of niet herleidbaar zijn tot concrete, strafbare gedragingen van de betrokkene in de bewezenverklaarde periode.
Desondanks bevestigt het hof 's-Hertogenbosch het vonnis van de politierechter zonder aanvulling van de motivering, met slechts een verwijzing naar de gebezigde bewijsmiddelen zoals aangetekend in het proces-verbaal van de zitting van de politierechter. Tegen deze handelwijze is cassatie ingesteld.
Middel
Het cassatiemiddel klaagt dat het gerechtshof het vonnis van de politierechter ten onrechte zonder nadere motivering heeft bevestigd. Volgens de steller van het middel is in hoger beroep door de verdediging nadrukkelijk de juistheid van de schatting van het w.v.v. betwist. In dat geval kan niet worden volstaan met een enkele opgave van bewijsmiddelen, maar moet — op grond van artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) — de inhoud van de bewijsmiddelen worden weergegeven die ten grondslag ligt aan de schatting. Door dat na te laten, is volgens de verdediging sprake van een motiveringsgebrek dat tot vernietiging van de uitspraak moet leiden.
Beoordeling Hoge Raad
De Hoge Raad stelt vast dat het hof het vonnis van de politierechter heeft bevestigd, zonder zelf een nadere motivering toe te voegen. De politierechter had op zijn beurt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waaronder processen-verbaal van bevindingen en een berekening van het voordeel door de politie, zonder de inhoud daarvan nader te beschrijven.
Op grond van artikel 511f Sv mag de rechter een schatting van het w.v.v. slechts baseren op wettige bewijsmiddelen. Daarnaast bepaalt artikel 511e lid 1 Sv — in verbinding met artikel 359 lid 3 Sv — dat in een uitspraak de bewijsmiddelen waarop de schatting is gebaseerd, met voldoende nauwkeurigheid moeten worden weergegeven, inclusief de inhoud van die bewijsmiddelen voor zover zij de schatting dragen.
De Hoge Raad onderstreept dat in situaties waarin de verdediging tijdens de terechtzitting in hoger beroep de schatting van het w.v.v. heeft betwist en (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering heeft bepleit, niet kan worden volstaan met enkel een verwijzing naar het proces-verbaal van de politierechter. De tekst van artikel 359 lid 3 Sv vereist in dat geval een expliciete weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen. Dat geldt te meer wanneer, zoals hier, het vonnis van een politierechter wordt bevestigd zonder motivering van het hof zelf.
De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak in HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, waarin eenzelfde motiveringsvereiste werd benadrukt. Wanneer een hof onder deze omstandigheden een vonnis bevestigt, moet het dat doen met aanvulling van gronden als bedoeld in artikel 423 lid 1 Sv. Die aanvulling moet bestaan uit een inhoudelijke weergave van de bewijsmiddelen waarop de schatting is gebaseerd. Het enkele overnemen van een verwijzing naar processen-verbaal of stukken uit het dossier voldoet niet aan dit vereiste.
De Hoge Raad wijst verder op het feit dat de raadsman in hoger beroep in een gedetailleerde pleitnota diverse onderdelen van de berekening van het w.v.v. heeft aangevallen. Daarbij is onder meer gesteld dat verklaringen van vermeende afnemers onduidelijk, niet herleidbaar of volstrekt onvoldoende concreet zijn. Voorbeelden zijn afnemers van wie geen verklaring in het dossier zit, vage uitlatingen over de dealer, onduidelijke periodes waarin zou zijn gekocht en onvoldoende onderbouwing van de verkochte hoeveelheden. Daarnaast is betoogd dat de berekening van het voordeel onjuist is doordat de inkoopkosten niet op juiste wijze zijn meegenomen.
Gezien deze uitvoerige betwisting had het hof niet mogen volstaan met een kale bevestiging van het vonnis. Artikel 359 lid 3 Sv, eerste volzin, vereist immers dat in dat geval de redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen worden weergegeven, zodat inzichtelijk wordt op welke gronden het oordeel over het voordeel rust.
Nu het hof dit heeft nagelaten en het vonnis heeft bevestigd zonder aanvulling van gronden, acht de Hoge Raad de klacht gegrond.
Beslissing
De Hoge Raad verklaart het cassatiemiddel gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Dat hof dient de zaak opnieuw te behandelen en af te doen met inachtneming van de vereisten die voortvloeien uit artikel 359 lid 3 Sv.
De zaak is inhoudelijk verbonden met de zaak onder nummer 23/02206, waarmee zij in samenhang is beoordeeld.
Lees hier de volledige uitspraak.
