Feitelijk bestuurder onttrekt bijna 7,5 ton aan failliete boedel en houdt geen administratie bij
/Rechtbank Overijssel 20 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6755
De rechtbank Overijssel veroordeelt een feitelijk bestuurder van een failliete bv tot 18 maanden gevangenisstraf wegens bedrieglijke bankbreuk en het niet naleven van de administratieplicht. De man onttrekt ruim 723.000 euro aan de boedel en benadeelt daarmee schuldeisers. Het faillissement was voorzienbaar, maar hij handelde uit eigen financieel belang. De administratie was onvolledig, wat de curator ernstig hinderde. De rechtbank wijst een schadevergoeding van ruim 711.000 euro toe aan de curator. Van strafvermindering wegens vormverzuim bij het telefoongesprek is geen sprake.
Context van de zaak
De verdachte is een natuurlijk persoon, geboren in 1975, en ten tijde van de ten laste gelegde feiten woonachtig in Nederland. Hij is indirect bestuurder en enig aandeelhouder van een persoonlijke holding, waarmee hij via een managementovereenkomst verbonden is aan het bedrijf [bedrijf 1] B.V., dat op 22 september 2020 failliet is verklaard door de rechtbank Gelderland. De verdachte fungeert in feite als bestuurder van deze onderneming, hoewel hij formeel geen bestuursfunctie bekleedt.
Het bedrijf hield zich bezig met de ontwikkeling en levering van software en hardware, waaronder tablets en presentatieschermen. In het kader van dit faillissement is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, genaamd ‘Parnassos’, gericht op mogelijke faillissementsfraude en administratie-overtredingen. De curator in het faillissement van [bedrijf 1] heeft aangifte gedaan van diverse financiële onregelmatigheden.
De tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat hij, als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V.,:
tezamen en in vereniging met andere (feitelijk) bestuurders voor het faillissement een bedrag van in totaal 723.433 euro aan de boedel heeft onttrokken, en daardoor schuldeisers heeft benadeeld (bedrieglijke bankbreuk);
opzettelijk niet heeft voldaan aan de verplichting tot het voeren en bewaren van een administratie, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement is bemoeilijkt.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, inclusief het medeplegen bij feit 1. De officier van justitie acht het noodzakelijk dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt van 18 maanden. Het OM erkent dat er sprake is van een vormverzuim bij het onderzoek van de telefoon van de verdachte, maar meent dat dit geen strafvermindering rechtvaardigt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert primair aan dat de verdachte geen feitelijk bestuurder is van [bedrijf 1] en dat hij evenmin heeft gehandeld met het vereiste opzet. Subsidiair verzoekt de verdediging om strafvermindering vanwege een onherstelbaar vormverzuim bij het onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte. De raadsvrouw verwijst hierbij naar het zogenoemde Landeck-arrest van het Hof van Justitie van de EU, dat voorschrijft dat voor het doorzoeken van gevoelige data op een telefoon rechterlijke toetsing vereist is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de verdachte, hoewel niet formeel als bestuurder geregistreerd, in de praktijk het beleid van [bedrijf 1] heeft bepaald. Hij was verantwoordelijk voor in- en verkoop, het aansturen van personeel, het onderhouden van klantrelaties, het bepalen van prioriteiten bij het betalen van crediteuren en had toegang tot de bankrekening van de onderneming. Op grond van verklaringen van medeverdachten, personeel, klanten en e-mailberichten stelt de rechtbank vast dat verdachte als feitelijk bestuurder moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte samen met medeverdachten structureel geld van de onderneming heeft overgeboekt naar eigen vennootschappen, onder meer naar zijn persoonlijke holding [bedrijf 2] B.V. In totaal gaat het om 723.433 euro aan onttrekkingen aan de boedel, waarvoor geen rechtsgrond bestond. De rechtbank stelt vast dat verdachte op de hoogte was van de dreigende financiële ondergang van [bedrijf 1] en dat hij desalniettemin doorging met het overboeken van gelden.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de administratieplicht stelselmatig is geschonden. Na oktober 2019 werd geen deugdelijke administratie meer bijgehouden, hetgeen de curator aanzienlijk heeft belemmerd in zijn werkzaamheden. De rechtbank acht voor dit feit medeplegen niet bewezen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] B.V., samen met anderen, voor het faillissement goederen aan de boedel heeft onttrokken ten nadele van de schuldeisers;
in de aanloop naar het faillissement opzettelijk niet heeft voldaan aan de wettelijke administratieplicht, waardoor de afhandeling van het faillissement is bemoeilijkt.
De strafoplegging
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 21 maanden passend gelet op de ernst van de feiten. Verdachte heeft uitsluitend in zijn eigen financieel belang gehandeld en aanzienlijke schade toegebracht aan schuldeisers, waaronder de Belastingdienst en investeerders. Het totale tekort in het faillissement bedraagt 6,7 miljoen euro. Omdat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met bijna drie jaar, wordt een strafkorting van drie maanden toegepast, waardoor uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden wordt opgelegd.
De schadevergoeding
De curator vordert een schadevergoeding van 754.973,08 euro. De rechtbank wijst hiervan 711.723,08 euro toe, omdat dit bedrag rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen onttrekkingen aan de boedel. De rechtbank wijst het resterende bedrag af, omdat dit niet voldoende is onderbouwd. De gevorderde schadevergoedingsmaatregel wordt niet opgelegd, aangezien de curator als professionele partij voldoende civielrechtelijke mogelijkheden heeft om de schade te verhalen.
Lees hier de volledige uitspraak.
