Rechtbank Den Haag 20 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3650
De rechtbank stelt voorop dat een transactie in de zin van artikel 74 Sr een eigensoortige, strafrechtelijke overeenkomst is. Aangezien de transactie geen overeenkomst is in de civielrechtelijke betekenis, zijn de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek die zien op de totstandkoming en inhoud van een overeenkomst niet rechtstreeks op de transactie toepasbaar. Vernietiging van de transactie op grond van artikel 3:44 lid 2 BW (bedrog) dan wel artikel 6:228 BW (dwaling) is daarom niet aan de orde. Voor het privaatrecht kan een aanvullende rol zijn weggelegd als (bijvoorbeeld) vragen omtrent de totstandkoming van een transactie rijzen die niet aan de hand van de strafrechtelijke normering kunnen worden beantwoord, mits daarbij de aard van de strafrechtelijke rechtsbetrekking in acht wordt genomen en deze zich daartegen niet verzet. Dit betekent dat hooguit kan worden bezien of bij de totstandkoming van de transactie de beginselen van een behoorlijke strafrechtspleging in acht zijn genomen.
Read More