OM-cassatie tegen vrijspraak in EVOA-zaak strandt

Hoge Raad 12 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1169

Dit betreft een OM-cassatie in een zaak over afvalstoffen (EVOA). Meer concreet de uitvoer van afvalstoffen (aluminiumschroot) naar China. De vraag die centraal staat is of er door ontbreken van CCIC-certificaat bij overbrenging van fijngeshredderde aluminiumfracties van Nederland naar China sprake van “illegale overbrenging” a.b.i. art. 2.35.e EVOA? Het middel – tegen de vrijsraap van verdachte – berust op de opvatting dat sprake is van een illegale overbrenging, omdat de tenlastegelegde overbrenging van de afvalstoffen strijd oplevert met communautaire regelgeving, nu deze overbrenging naar China niet vergezeld ging van een CCIC-certificaat wat in strijd zou zijn met de (bijlage bij de) Landenverordening, die rechtstreeks is gebaseerd de EVOA. Het middel miskent daarmee dat de bijlage bij de Landenverordening ten tijde van het ten laste gelegde feit niet meer inhield dan dat China t.a.v. aluminiumschroot koos voor de optie dat “in het land van bestemming volgens het toepasselijke nationale recht andere controleprocedures worden gevolgd”. Voor een verbod of kennisgevingsprocedure a.b.i. art. 37.1.a of 37.1.b EVOA heeft China niet gekozen. Het ontbreken van een CCIC-certificaat is mogelijk strijdig met het nationale recht van China, maar levert het ontbreken van dat certificaat geen strijd op met communautaire regelgeving.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR onderstreept dat voor feitelijk leidinggeven bewijs nodig is voor opzet van de feitelijk leidinggever

Hoge Raad 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1151

Uit de bewijsvoering van het hof kan niet zonder meer worden afgeleid dat de Verdachte als feitelijk leidinggever bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het bedrag van €67.950 dat de B.V. op 25 juli 2013 op haar bankrekening ontving, van misdrijf afkomstig was. De enkele door het hof in aanmerking genomen omstandigheid dat de Verdachte het “blijkbaar (…) geen bezwaar vond dat de vennootschap werd gebruikt voor transacties die niet te maken hadden met die vennootschap” volstaat daartoe niet.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Belastingfraude: HR casseert niet in zaak waarbij niet ten laste gelegde aangiften zijn betrokken bij strafoplegging. Conclusie AG anders.

Hoge Raad 11 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1090

Read More
Print Friendly and PDF ^

Is het verschoningsrecht van toepassing op de namen van geheimhouders?

De advocaat van de klager heeft een lijst met namen van geheimhouders aan de rechter-commissaris gestuurd om een schifting mogelijk te maken tussen gegevens die wel of niet onder het verschoningsrecht vallen. De advocaat heeft zich verzet tegen verstrekking van deze lijst aan de officier. AG Frielink gaat in zijn conclusie in op de vraag of de namen van geheimhouders onder het verschoningsrecht vallen. De naam van een (potentiele) cliënt die zich heeft gewend tot een advocaat valt onder het professionele verschoningsrecht. In de optiek van de AG brengt dat echter niet zonder meer met zich dit ook geldt voor de identiteit van de geheimhouder. Toch ziet de AG in de ratio van het verschoningsrecht aanleiding om ook de identiteit van de geheimhouders als object van het verschoningsrecht aan te merken. Het algemene rechtsbeginsel waarop het verschoningsrecht is gestoeld heeft immers tot doel dat burgers zich onbelemmerd tot een advocaat moeten kunnen wenden voor bijstand en advies. Dit brengt onder meer met zich dat een (potentiele) cliënt niet hoeft te vrezen dat hetgeen wordt besproken bij anderen bekend wordt. De identiteit van de advocaat, en daarmee bijvoorbeeld het specialisme van deze geheimhouder en de plaats waar deze kantoor houdt, kan een zeker licht werpen op de vraag waarom de cliënt zich tot deze specifieke advocaat heeft gewend, en in het verlengde daarvan, wat is besproken. 

Read More
Print Friendly and PDF ^

Grondslagverlating in zaak waarbij feitelijk leiding is gegeven aan onjuist / onvolledig doen van aangiften BPM?

Hoge Raad 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:974

De verdachte is ten tijde van de tenlastegelegde feiten eigenaar en enig aandeelhouder van een bedrijf (A B.V.) dat zich voornamelijk bezighoudt met de invoer van auto’s uit het buitenland. Het bedrijf is vergunninghouder als bedoeld in art. 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) op grond waarvan het bedrijf is toegestaan de belasting ingevolge de Wet BPM voor de betreffende voertuigen per tijdvak te voldoen. In het eerste middel wordt geklaagd dat het hof ten aanzien van feit 1 niet heeft beraadslaagd en beslist op grondslag van de tenlastelegging.

Read More
Print Friendly and PDF ^