Vrijspraak in belastingfraudezaak: Niet voldaan aan strekkingsvereiste

Gerechtshof Amsterdam 1 juni 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1722

De vraag waarvoor het hof zich bij dit feit mede gesteld ziet, is of het handelen van de verdachte ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven (het strekkingsvereiste van artikel 69 Awr). Naar bestendige jurisprudentie is aan het strekkingsvereiste voldaan indien de gedraging naar haar aard en in het algemeen geschikt is teweeg te brengen dat onvoldoende belasting wordt geheven. In het onderzoek is niet komen vast te staan dat de verdachte in de onderzochte jaren belastbare inkomsten (bijvoorbeeld handel in horloges) heeft gehad, of dat hij meer bezittingen had dan schulden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Partiƫle vrijspraak opzettelijk doen van onjuiste aangiften IB wegens het niet in die aangiften vermelden van de door de B.V. aan de holdingmaatschappij van de verdachte gedane betalingen

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 31 mei 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1749

Aangezien het strafrechtelijk onderzoek gebaseerd is op het uitgangspunt dat aan de managementvennootschap-structuur realiteit moet worden ontzegd, is geen (strafrechtelijk) onderzoek gedaan naar de wijze waarop de betalingen aan de holdingmaatschappij indirect aan de verdachte, als enig aandeelhouder van de holdingmaatschappij (tot 26 mei 2014), ten goede zouden zijn gekomen en een belastbaar feit zouden opleveren, en is evenmin onderzocht of sprake was van zogenoemd fictief loon van de holdingmaatschappij. Daarmee biedt het procesdossier onvoldoende bewijs voor de vaststelling dat daarom de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2015 onjuist en/of onvolledig zouden zijn, laat staan dat bewezen zou zijn dat de verdachte deze aangiften daarom opzettelijk (ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet) onjuist en/of onvolledig zou hebben gedaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Het legaliteitbeginsel brengt niet mee dat een beroepsgrond moet worden beoordeeld aan de hand van jurisprudentie die gold ten tijde van de gedraging

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3111

De opvatting van de gemachtigde dat de jurisprudentie zoals die gold ten tijde van de gedraging moet worden toegepast bij de beoordeling van het verweer, vindt geen steun in het recht. Met (na de gedraging tot stand gekomen) jurisprudentie wordt het recht vastgesteld zoals dat ook voor de totstandkoming van die jurisprudentie al gold. Dit brengt mee dat dat recht bij de beoordeling van het verweer moet worden toegepast. Dat zou slechts anders zijn indien de (nieuwe) jurisprudentie voorziet in een overgangsregeling. Daarvan is hier geen sprake.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Toerekening aan projectontwikkelaar: Het inschakelen van een gespecialiseerde aannemer ontslaat de verdachte niet van zijn zorgplicht

Gerechtshof Den Haag 6 mei 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:828

De verdachte (rechtspersoon), een projectontwikkelaar, is de aanvrager en de houder (tenaamgestelde) van een omgevingsvergunning. De werkzaamheden van een project, het bouwrijp maken van percelen grond, waarvoor de vergunning is aangevraagd en verleend, worden volledig uitgevoerd door een gespecialiseerde aannemer en door deze aannemer ingeschakelde onderaannemers. De onderaannemer handelt in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften. Dit betreft een gedraging in de sfeer van de verdachte rechtspersoon. Het verlenen van dergelijke opdrachten past in de normale bedrijfsvoering van de verdachte. Het overtreden van de vergunningsvoorschriften zijn toe te rekenen aan de verdachte.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak faillissementsfraude, uitleg bestuurdersbegrip

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 mei 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1552

Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde sprake dient te zijn van een bestuurder van de (inmiddels) gefailleerde rechtspersoon in de zin van artikel 343 Sr oud. Dit betreffen de formele en/of feitelijke bestuurders van de rechtspersoon. De indirecte formele bestuurder van de rechtspersoon is geen bestuurder in de zin van artikel 343 Sr. Deze dient volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad via het feitelijk leidinggeven aan/opdrachtgeven tot het door de directe formele rechtspersoon-bestuurder gepleegde delict van artikel 343 Sr oud te worden vervolgd.

Read More
Print Friendly and PDF ^