Wet voorkoming misbruik chemicaliën & Reikwijdte meldplicht

Hoge Raad 30 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:768

Dit betreft een OM-cassatie na vrijspraak wegens het niet voldoen aan de in art. 8 Verordening 273/2004 opgenomen plicht tot informatieverstrekking door geen melding te doen van het vervoeren/ontvangen/opslaan/voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugsprecursoren (art. 2.a Wet voorkoming misbruik chemicaliën). Er waren prejudiciële vragen gesteld aan HvJEU. Het HvJEU heeft het begrip “marktdeelnemer” a.b.i. art. 2.d Verordening 273/2004 zo uitgelegd dat alleen personen die betrokken zijn bij het binnen legaal kader in de handel brengen van geregistreerde stoffen, kunnen worden beschouwd als “marktdeelnemer”. Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in kader van illegale activiteit is betrokken bij in handel brengen van in EU geregistreerde stoffen, is daarom geen “marktdeelnemer”. Dit brengt mee dat voor veroordeling wegens niet naleven van de meldplicht is vereist dat verdachte kan worden aangemerkt als “marktdeelnemer”. Dit te bewijzen bestanddeel kan niet worden bewezen verklaard als komt vast te staan dat verdachte in kader van illegale activiteit betrokken is bij in handel brengen van betreffende geregistreerde stoffen. Daarvan is in ieder geval sprake als verdachte m.b.t. geregistreerde stoffen gedragingen heeft verricht, die een in Opiumwet strafbaar gesteld feit opleveren.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Voorstel van de Commissie tot herziening van de richtlijn verontreiniging vanaf schepen

Het voorstel brengt de EU-richtlijn in overeenstemming met de internationale regelgeving en breidt het toepassingsgebied ervan uit tot een breder scala aan verontreinigende stoffen. Ook voorziet het voorstel in een versterkt rechtskader voor sancties en de toepassing ervan, zodat de nationale autoriteiten in geval van illegale lozing passende maatregelen kunnen nemen en sancties kunnen opleggen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

An interpretative analysis of the European ne bis in idem principle through the lens of ECHR, CFR and CISA Provisions: Are three streams flowing in the same channel?

The ne bis in idem principle (procedural defence) proscribes multiple criminal proceedings and punishments for the same criminal offence/conduct, which is predicated on a final verdict of acquittal or conviction by a court of competent jurisdiction. Incorporated as a fundamental human right through Article 4 of Protocol No. 7 annexed to the ECHR and fundamental right safeguarded through Article 50 CFR, the principle is conjoined with the right to free movement of persons through Article 54 CISA. An evaluation of the characteristics, substance, rationale, scope, and limitations associated with the autonomous procedural defence reveals corresponding purposes. CJEU and ECtHR jurisprudence have delineated the scope and limitations of the procedural defence and the two European courts have reciprocally influenced their respective case law. Definitive and practical judicial guidelines on the application of the principle facilitate consistency of approach by diverse national legal systems consistent with the principle of legality.

Read More
Print Friendly and PDF ^

EHRM neemt schending art. 6 aan na gebruik verklaringen medeverdachten die als deal met OM zijn afgelegd

EHRM 1 juni 2023, ERIK ADAMČO v. SLOVAKIA (Application no. 19990/20)

Het EHRM neemt schending van art. 6 aan in een zaak waarin de veroordeling van de verzoeker in belangrijke mate is gebaseerd op belastend bewijs van medeplichtigen die voortvloeien uit samenwerking met het OM in ruil voor immuniteit of andere voordelen. Eigenbelang van medeplichtigen is niet uitgesloten als motief. Geen waarneembare individuele aandacht van de nationale rechter voor de omvang en de aard van de verkregen voordelen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Artikel: “Mogen wij even binnen kijken?”

Deze bijdrage gaat over toestemming als grondslag voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden. In het bijzonder gaan de auteurs in op toestemming voor het verrichten van onderzoekshandelingen waarmee wordt voorbijgegaan aan het recht van de betrokkene op bescherming van diens persoonlijke levenssfeer, zoals de doorzoeking van een bedrijfspand, voertuig of woning. Aandacht wordt besteed aan de relevante rechtspraak van het EHRM over afstand van recht (waivers), recente rechtspraak van de Hoge Raad over doorzoeking op basis van toestemming en de plannen van de wetgever om in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering toestemming als zelfstandige grondslag voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden neer te leggen.

Read More
Print Friendly and PDF ^