Zware explosie bij chemisch bedrijf na nalatig veiligheidsbeleid
/Rechtbank Overijssel 24 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6813
De rechtbank Overijssel veroordeelt een chemisch bedrijf voor ernstige overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet. Op 12 april 2022 ontstaat een explosie bij het lossen van een IBC in een mengtank. Het bedrijf heeft vooraf geen risicoanalyse uitgevoerd, onvoldoende maatregelen genomen tegen explosiegevaar en geen schriftelijke instructies verstrekt. De rechtbank acht opzet bewezen in de zin van het economisch strafrecht. Door de overschrijding van de redelijke termijn krijgt het bedrijf strafkorting. Opgelegd wordt een geldboete van 100.000 euro, waarvan 50.000 euro voorwaardelijk.
Context van de zaak
In deze zaak staat verdachte B.V., een chemisch productiebedrijf, terecht voor een ernstig arbeidsongeval dat plaatsvindt op 12 april 2022. Het bedrijf produceert onder meer oplosmiddelen en is gevestigd in een inrichting waarop het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo 2015) van toepassing is. Op de genoemde datum ontstaat tijdens het lossen van een Intermediate Bulk Container (IBC) in mengtank 218.2-5 een explosie, gevolgd door brand. Wonderwel vallen hierbij geen slachtoffers. De aanleiding voor het incident blijkt een ondeugdelijke werkwijze in een risicovolle omgeving, waarbij geen schriftelijke veiligheidsinstructies of adequate preventieve maatregelen zijn getroffen.
De tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat zij als exploitant en werkgever niet alle noodzakelijke maatregelen heeft getroffen om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. De aanklacht omvat onder meer:
Het niet volledig beoordelen en schriftelijk vastleggen van de risico’s van explosieve atmosferen in het explosieveiligheidsdocument (artikel 3.5c Arbeidsomstandighedenbesluit)
Het nalaten van doeltreffende maatregelen tegen het ontstaan van explosieve atmosferen (artikel 3.5d lid 1)
Het onvoldoende afvoeren van explosieve dampen op gevaarlijke locaties (artikel 3.5e onder a)
Het ontbreken van schriftelijke instructies ondanks de daaruit voortvloeiende noodzaak (artikel 3.5f onder a)
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen en stelt dat sprake is van opzet in de zin van het economisch strafrecht. Verdachte is volgens het OM willens en wetens tekortgeschoten in haar zorgplicht, waardoor het risico op een zwaar ongeval reëel en voorzienbaar was. De officier van justitie vordert een geldboete van 250.000 euro.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat er onvoldoende bewijs is voor opzet. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte het incident niet bewust veroorzaakt, noch doelbewust nagelaten om maatregelen te treffen. Indien al sprake zou zijn van een overtreding, dan is deze verjaard. Voorts betoogt zij dat de dagvaarding deels onduidelijk en innerlijk tegenstrijdig is en vraagt zij om nietigheid van bepaalde onderdelen van de tenlastelegging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt de nietigheidsverweren van de verdediging en overweegt dat uit het dossier en de zitting voldoende duidelijk is waartegen verdachte zich moest verdedigen. Alleen voor zover het Openbaar Ministerie meent dat bepalingen van Richtlijn 2012/18/EU zelfstandig zijn overtreden, verklaart de rechtbank het OM niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de inhoud oordeelt de rechtbank dat:
De explosierisico’s van het lossen via een open mangat niet zijn beoordeeld in het explosieveiligheidsdocument (artikel 3.5c)
Geen doeltreffende maatregelen zijn genomen om 'splash filling' – een bron van elektrostatische ontlading – te voorkomen (artikel 3.5d lid 1)
In een gevarenzone geen dampafzuiging of ventilatie is toegepast die dampen onschadelijk maakt (artikel 3.5e onder a)
Geen schriftelijke instructies zijn verstrekt voor deze risicovolle werkzaamheden (artikel 3.5f onder a)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld, in de zin van economisch strafrecht: zij is zich bewust van de risico’s, onderkent deze in haar documentatie, maar neemt desalniettemin de vereiste maatregelen niet. Gelet op de werkwijze en bedrijfsvoering acht de rechtbank toerekening aan de rechtspersoon gerechtvaardigd.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk, meermalen, voorschriften uit het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft overtreden door:
Het niet volledig uitvoeren van een risico-inventarisatie en evaluatie van explosierisico’s
Het niet treffen van doeltreffende preventieve maatregelen tegen het ontstaan van explosieve atmosferen
Het niet toepassen van adequate ventilatie of dampafvoer
Het nalaten van het verstrekken van schriftelijke instructies ondanks de wettelijke verplichting daartoe
De strafoplegging
De rechtbank erkent dat verdachte zich in een complexe en sterk gereguleerde sector begeeft, waarin zij op andere punten wel degelijk maatregelen neemt en instructies opstelt. Niettemin heeft zij in dit geval ernstig verzuimd in haar wettelijke zorgplicht, met gevaar voor mens en milieu tot gevolg.
Bij de strafoplegging weegt de rechtbank mee:
De ernst van de feiten
Het feit dat geen slachtoffers zijn gevallen
De forse materiële schade voor verdachte zelf
Het ontbreken van ‘boos’ opzet
De overschrijding van de redelijke termijn van berechting met meer dan anderhalf jaar
De rechtbank past een strafkorting van vijftien procent toe wegens de termijnoverschrijding. Zij acht een geldboete van 100.000 euro passend, waarvan 50.000 euro voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.
