Werkgever strafrechtelijk verantwoordelijk voor dodelijk ongeval met gehoornde stier
/Rechtbank Oost-Brabant 27 november 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:7750
Een veetransportbedrijf is door de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld voor een dodelijk arbeidsongeval in 2022 waarbij een chauffeur werd aangevallen door een gehoornde stier. Het bedrijf heeft nagelaten een risico-inventarisatie op te stellen en gaf onvoldoende instructies aan werknemers. De gebruikte vrachtwagentrailer was ongeschikt en onveilig. De rechtbank acht bewezen dat het bedrijf opzettelijk handelde in strijd met de Arbowet en dat de dood aan zijn schuld te wijten is. Er is geen sprake van een noodlottig toeval, maar van verwijtbare nalatigheid. Het bedrijf krijgt een geldboete van 100.000 euro, waarvan 25.000 euro voorwaardelijk.
Context van de zaak
De onderhavige strafzaak betreft een arbeidsongeval op 10 juni 2022 te Tilburg, waarbij een werknemer tijdens het lossen van vee uit een vrachtwagentrailer door een gehoornde stier is aangevallen en aan zijn verwondingen is overleden. Verdachte is een rechtspersoon, zijnde een transportbedrijf gespecialiseerd in veevervoer. De overleden werknemer was als chauffeur in dienst van verdachte. Ten tijde van het ongeval was hij bezig met het lossen van runderen bij een slachthuis. Na het lossen van de koeien opende hij het compartiment waarin de stier zich bevond. De stier viel hem vervolgens meermalen aan, met fatale afloop. De zaak maakt deel uit van het zogenoemde “Onderzoek Houtsnip” en werd behandeld door de meervoudige economische strafkamer.
De tenlastelegging
Verdachte wordt verweten dat zij als werkgever haar zorgplicht ernstig heeft veronachtzaamd door geen afdoende risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) op te stellen voor het werken met gehoornde stieren, haar personeel onvoldoende te informeren over de risico’s van het lossen van deze dieren, en ondeugdelijke arbeidsmiddelen ter beschikking te stellen. Hierdoor heeft zij de Arbeidsomstandighedenwet en het daarop gebaseerde Arbeidsomstandighedenbesluit overtreden (feit 1). Daarnaast wordt haar verweten dat het dodelijk ongeval aan haar schuld is te wijten (feit 2), aangezien zij de gevaren van het lossen van gehoornde stieren had moeten voorzien en had moeten voorkomen door passende maatregelen te treffen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtspersoon heeft zich volgens het OM niet gehouden aan de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de Arbowet. Door het ontbreken van een specifieke RI&E, onvoldoende instructies aan het personeel en het gebruik van een ongeschikte trailer heeft verdachte ernstig nalatig gehandeld. De officier van justitie vordert een geldboete van 100.000 euro, waarvan 25.000 euro voorwaardelijk, mede om herhaling te voorkomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging pleit voor integrale vrijspraak en voert aan dat sprake is van een noodlottig en onvoorzienbaar ongeval. Zij betoogt dat de risico’s binnen het bedrijf mondeling en frequent werden besproken, hetgeen volgens haar volstaat. Ook stelt zij dat de gebruikte trailer geschikt was voor het vervoer en lossen van gehoornde stieren. Voor zover toch tot bewezenverklaring zou worden gekomen, verzoekt de verdediging rekening te houden met de impact van het ongeval op het familiebedrijf, de getroffen maatregelen nadien, de afwezigheid van eerdere veroordelingen, en het tijdsverloop sinds het incident. Voorts voert zij aan dat sprake is van eendaadse samenloop en verzoekt zij toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer dat het ongeval onvoorzienbaar was. Volgens de rechtbank heeft verdachte als werkgever op meerdere punten verzuimd haar wettelijke verplichtingen na te komen. Zo is er geen deugdelijke RI&E opgesteld waarin de specifieke risico’s van het lossen van gehoornde stieren zijn opgenomen, zijn chauffeurs niet doeltreffend ingelicht over deze risico’s en is het gebruikte arbeidsmiddel – een standaard vee-trailer – ongeschikt geacht voor het veilig lossen van potentieel agressieve dieren. Daarbij komt dat het slachtoffer handmatig een schot moest openen, zonder dat enige vorm van fysieke afscherming of veilige losmethode was voorzien. Dit leidde tot een onaanvaardbaar gevaar.
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer zich op het moment van het ongeval op gevaarlijke wijze in dezelfde ruimte bevond als de stier. Uit verklaringen blijkt bovendien dat er binnen het bedrijf geen gestructureerde of schriftelijke veiligheidsinstructies waren. De door verdachte gestelde mondelinge communicatie acht de rechtbank onvoldoende doeltreffend. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat het gevaar van het werken met gehoornde stieren in de branche algemeen bekend is. Desondanks heeft verdachte nagelaten passende maatregelen te nemen om dat gevaar te beperken of te voorkomen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Opzettelijk heeft gehandeld in strijd met meerdere artikelen van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, waaronder het niet opstellen van een RI&E, het onvoldoende informeren van medewerkers en het beschikbaar stellen van ongeschikte arbeidsmiddelen;
Zich aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig heeft gedragen door het slachtoffer werkzaamheden te laten verrichten met een arbeidsmiddel en in een situatie waarvan zij de risico’s had moeten kennen en waarop zij had moeten anticiperen, hetgeen ertoe heeft geleid dat het slachtoffer is overleden door een aanval van een stier.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de tragische gevolgen voor de nabestaanden, het ontbreken van een strafblad van de rechtspersoon en het tijdsverloop sinds het ongeval. De rechtbank acht een geldboete van 100.000 euro passend, waarvan 25.000 euro voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het voorwaardelijk gedeelte dient als prikkel om herhaling te voorkomen. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van artikel 9a Sr af, omdat de ernst van de feiten dit niet rechtvaardigt. Evenmin volgt de rechtbank de verdediging in het betoog dat sprake is van eendaadse samenloop, gelet op het verschil in beschermd belang tussen beide feiten.
Lees hier de volledige uitspraak.
