Vormverzuim leidt tot strafvermindering bij gebruik gewasbeschermingsmiddel en valse factuur
/Rechtbank Amsterdam 6 juni 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:3853
De rechtbank Amsterdam veroordeelt een teler voor het opzettelijk verkeerd toepassen van het gewasbeschermingsmiddel Score en het valselijk opmaken van een factuur. De NVWA beging vormverzuimen door verdachte niet tijdig op zijn rechten te wijzen. Ondanks dit, acht de rechtbank het bewijs toelaatbaar. Wel leidt dit, samen met overschrijding van de redelijke termijn, tot strafvermindering. De verdachte krijgt een geldboete van 2.500 euro.
Context van de zaak
De verdachte betreft een natuurlijk persoon, geboren in 1971, woonachtig in Nederland. Hij wordt vervolgd in het kader van een meervoudige economische strafzaak die gelijktijdig, doch niet gevoegd, is behandeld met zaken tegen twee medeverdachten. De zaak richt zich op strafbare gedragingen gepleegd in de agrarische sector, waarbij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de opmaak van een valse factuur centraal staan. De strafrechtelijke vervolging volgt op toezichthandelingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waarbij vermoedens van onregelmatigheden zijn ontstaan.
Tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat hij:
In de periode van 13 tot en met 28 mei 2021 het gewasbeschermingsmiddel Score 250 EC heeft toegepast zonder de voorgeschreven interval van minimaal tien dagen in acht te nemen, hetgeen in strijd is met het wettelijk gebruiksvoorschrift als bedoeld in artikel 55 van verordening (EG) 1107/2009;
Op 14 juli 2021, samen met een ander, een factuur valselijk heeft opgemaakt waarin werd gesteld dat hij een boomgaardspuit had verhuurd, terwijl van werkelijke verhuur geen sprake was, met het oogmerk dat deze als echt en onvervalst zou worden gebruikt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 2 wordt het medeplegen ten laste gelegd, waarbij het OM stelt dat sprake is van een gezamenlijke en opzettelijke gedraging van verdachte en een derde persoon.
Standpunt van de verdediging
De verdediging voert primair aan dat de dagvaarding met betrekking tot feit 2 partieel nietig is wegens onvoldoende feitelijke omschrijving. Subsidiair wordt vrijspraak bepleit van beide feiten. Voor feit 1 voert de verdediging aan dat het bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze is verkregen, doordat verbalisanten buiten hun opsporingsbevoegdheden zijn getreden. Voor feit 2 wordt betoogd dat het enkel opmaken van een factuur zonder betaling of opname in de administratie geen strafbaar feit oplevert en dat het oogmerk op gebruik als echt en onvervalst ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer dat de dagvaarding partieel nietig is. De beschuldigingen zijn voldoende concreet geformuleerd en voldoen aan de eisen van artikel 261 Sv. Ook het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt verworpen. De rechtbank oordeelt dat deze overschrijding geen grond oplevert voor niet-ontvankelijkheid, maar wel kan leiden tot strafvermindering.
Met betrekking tot het gevoerde verweer inzake onrechtmatige bewijsgaring oordeelt de rechtbank dat sprake is van vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De NVWA-verbalisanten hadden op 2 november 2021 reeds een redelijk vermoeden van schuld, maar hebben nagelaten de verdachte te wijzen op zijn rechten alvorens inzage te vorderen in zijn administratie. Deze handelwijze is in strijd met de cautieplicht. De rechtbank acht echter geen bewijsuitsluiting gerechtvaardigd, omdat het verkregen bewijsmateriaal waarschijnlijk ook bij correcte werkwijze zou zijn verkregen. Strafvermindering wordt gepast geacht.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Opzettelijk het gewasbeschermingsmiddel Score heeft toegepast zonder de vereiste interval van tien dagen in acht te nemen, in strijd met de toepasselijke Europese en nationale voorschriften;
In vereniging met een ander een factuur valselijk heeft opgemaakt inzake de vermeende verhuur van een boomgaardspuit, terwijl de verhuur feitelijk niet heeft plaatsgevonden, met het oogmerk dat de factuur als echt en onvervalst zou worden gebruikt.
Strafoplegging
De rechtbank acht het opleggen van een taakstraf, zoals geëist door het Openbaar Ministerie, niet passend. Gelet op de ernst van de gepleegde feiten, de rol van verdachte bij het faciliteren van misbruik van landbouwmiddelen en het in omloop brengen van een vals document, is een bestraffing op zijn plaats. Daarbij houdt de rechtbank echter uitdrukkelijk rekening met de vormverzuimen in het vooronderzoek en de overschrijding van de redelijke termijn. Deze omstandigheden rechtvaardigen een matiging van de op te leggen sanctie.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een geldboete op van 2.500 euro. De boete mag worden voldaan in vijf maandelijkse termijnen van 500 euro.
Lees hier de volledige uitspraak.