Subsidiefraude door rechtspersoon leidt tot voorwaardelijke geldboete na procesafspraken

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 juni 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1725

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeelt een maatschap wegens subsidiefraude tot een voorwaardelijke geldboete van 20.000 euro. De rechtspersoon heeft valse facturen ingediend om onterecht aanspraak te maken op subsidieregelingen voor bedrijfsverplaatsing. In werkelijkheid werd het varkensbedrijf beëindigd, niet verplaatst. Hierdoor werd ongeveer 1 miljoen euro aan subsidie verkregen en onjuist besteed. Het hof houdt bij de strafmaat rekening met terugbetaling, bedrijfsbeëindiging, het tijdsverloop en een blanco strafblad. De straf komt tot stand via procesafspraken tussen Openbaar Ministerie en verdediging.

Context van de zaak

In deze strafzaak staat een rechtspersoon centraal, een maatschap, statutair gevestigd te adres, die actief is geweest in de veehouderijsector. De strafbare feiten spelen zich af in de periode van 2013 tot en met 2017. Het bedrijf wordt verweten dat het in het kader van de beëindiging van haar varkenshouderijbedrijf frauduleus heeft gehandeld met betrekking tot overheidsregelingen die bedoeld zijn ter ondersteuning van bedrijfsverplaatsing en beëindiging in het kader van de zogeheten VIV- en BIV-regeling. De zaak is in hoger beroep behandeld na een eerdere veroordeling door de rechtbank Oost-Brabant op 14 december 2021.

Tenlastelegging

De rechtspersoon wordt verweten dat zij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan:

  1. Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd (feit 2 primair).

  2. Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt, begaan door een rechtspersoon (feit 3).

Voor feit 1 is de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken. Tegen deze vrijspraak is, ondanks het instellen van hoger beroep door de verdachte, geen beroep mogelijk gebleken.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het eerdere vonnis van de rechtbank grotendeels bevestigd moet worden, met uitzondering van de opgelegde straf. In het licht van de met de verdediging gemaakte procesafspraken vordert het Openbaar Ministerie een voorwaardelijke geldboete van 20.000 euro met een proeftijd van één jaar. Hierbij wordt ook erkend dat het belang van een verdere cassatieprocedure voor beide partijen in redelijkheid geacht wordt te zijn vervallen, indien het hof zich conformeert aan het gezamenlijke afdoeningsvoorstel.

Standpunt van de verdediging

De verdediging voert geen inhoudelijk verweer tegen de tenlastegelegde feiten, de kwalificatie daarvan of de strafbaarheid van de verdachte. In overeenstemming met de gemaakte procesafspraken stemt de verdediging in met de door het Openbaar Ministerie voorgestelde straf. In de overeenkomst verklaart de wettelijk vertegenwoordiger van de rechtspersoon, medeverdachte, vrijwillig en met voldoende kennis van zaken te hebben ingestemd met de afspraken, en is bijgestaan door juridisch advies.

Oordeel van het gerechtshof

Het hof beoordeelt of de gemaakte procesafspraken, inclusief het afdoeningsvoorstel, passen binnen het juridische kader zoals geschetst door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:1252). Na een zorgvuldige toetsing concludeert het hof dat de afspraken vrijwillig en met voldoende rechtsbescherming tot stand zijn gekomen. Daarbij is onder meer acht geslagen op het tijdsverloop, de proceshouding van de verdachte, de reeds geleden gevolgen, en het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.

Het gerechtshof neemt de gemaakte procesafspraken over, behoudens ten aanzien van de vervangende hechtenis. Aangezien de verdachte een rechtspersoon betreft, wordt die vervangende hechtenis niet opgelegd.

Bewezenverklaring

Het gerechtshof acht bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 juni 2017 samen met anderen schuldig maakt aan het valselijk opmaken van drie facturen. Deze facturen bevatten de valse vermelding ‘advieskosten’, terwijl deze in werkelijkheid betrekking hadden op de levering van voer. Daarmee wordt ten onrechte de indruk gewekt dat het bedrijf wordt verplaatst, waardoor aanspraak ontstaat op subsidie uit de VIV-regeling, inclusief een extra vergoeding voor advieskosten.

Voorts wordt bewezen verklaard dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 samen met een ander schuldig maakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk aanwenden van met een bepaald doel verstrekte middelen – subsidiegelden bedoeld voor verplaatsing – voor andere doeleinden, in strijd met de bij de regeling gestelde voorwaarden.

Strafoplegging

Het hof legt aan de verdachte een geldboete op van 20.000 euro, onder de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte binnen een proeftijd van één jaar opnieuw strafbare feiten pleegt. Daarbij wordt rekening gehouden met strafmatigende factoren zoals het tijdsverloop, de terugbetaling van de ten onrechte ontvangen subsidie, het feit dat de verdachte inmiddels haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd, en de persoonlijke gevolgen voor de wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte.

Met deze strafoplegging wordt volgens het hof enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds beoogd herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^