Rechterlijke tik op de vingers: onvoldoende waarborgen bij filtering advocateninformatie in FIOD-onderzoek
/Rechtbank Amsterdam 2 december 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:9504
De rechtbank Amsterdam oordeelt dat de filtering van geheimhouderstukken in het FIOD-onderzoek Greenhill tekortschiet. Verschoningsgerechtigde gegevens van advocaten zijn onterecht zichtbaar gebleven en zelfs aan buitenlandse autoriteiten verstrekt. De methode van ‘uitgrijzen’ biedt onvoldoende waarborgen. De rechtbank gelast een nieuwe filtering en eist een gedetailleerd proces-verbaal over de bescherming van deze gegevens. Ook moeten logbestanden worden opgevraagd. Voor het overige is het klaagschrift ongegrond.
Context van de zaak
De onderhavige zaak speelt zich af binnen het omvangrijke strafrechtelijke onderzoek Greenhill, waarin de FIOD onderzoek doet naar grootschalige dividendstripactiviteiten in de periode van 2013 tot en met 2016. Verdachte in deze zaak is een feitelijk leidinggevende van pensioenfondsen die wordt verdacht van het indienen van onjuiste aangiften waardoor te weinig dividendbelasting zou zijn geheven. Klager is een van de advocaten van de verdachte.
Tijdens doorzoekingen op diverse locaties zijn gegevensdragers in beslag genomen. Daarnaast zijn e-mailboxen en homedirectories op vordering van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) door de ICT-beheerder van het kantoor van verdachte aan de FIOD verstrekt. Deze digitale data zijn vervolgens overgedragen aan de rechter-commissaris om gegevens te filteren die onder het verschoningsrecht van advocaten vallen (hierna: geheimhouderstukken).
De rechter-commissaris heeft deze filtering uitgevoerd met behulp van een geheimhoudermedewerker van de FIOD, op basis van door de verdediging aangedragen zoektermen. Bestanden zonder ‘hit’ zijn verstrekt aan het onderzoeksteam. Bestanden met een ‘hit’ zijn uitgegrijsd, en aldus ontoegankelijk gemaakt. Echter, bij nadere controle door de verdediging is gebleken dat tientallen geheimhouderstukken alsnog leesbaar zijn gebleven, niet zijn uitgegrijsd of zelfs aan buitenlandse autoriteiten zijn verstrekt.
Beklag
Deze procedure betreft een klaagschrift op grond van artikel 552a juncto 98 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de advocaat van een verdachte. Klager stelt dat het verschoningsrecht in ernstige mate is geschonden doordat geheimhoudergegevens onrechtmatig zijn gebruikt, onvoldoende zijn beschermd, en zelfs zijn geëxporteerd naar buitenlandse opsporingsautoriteiten.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het OM erkent dat fouten zijn gemaakt bij de filtering van geheimhoudergegevens en bij de overdracht van data aan Duitsland en Finland. Niettemin meent het OM dat het proces voldoende waarborgen kent, dat de geheimhoudergegevens niet toegankelijk zijn geweest voor het Nederlandse onderzoeksteam en dat vernietiging van de data niet aan de orde is. Het OM stelt dat verdere filtering zal plaatsvinden en dat de rechter-commissaris logbestanden zal opvragen. Volgens het OM is het klaagschrift daarom ongegrond of niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van belang.
Standpunt van de verdediging
De verdediging voert primair aan dat het verschoningsrecht op ernstige wijze is geschonden. Klager verzoekt om vernietiging van alle geheimhoudergegevens. Subsidiair verzoekt hij om een verklaring dat sprake is van een schending van het verschoningsrecht, en dat het gebruik van de gegevens onrechtmatig is. Voorts verzoekt hij om verstrekking van logbestanden en eist hij nadere waarborgen omtrent het ‘uitgrijzen’. Als alternatief pleit klager voor toepassing van de zogenoemde ‘Rotterdamse werkwijze’, waarbij ongefilterde data eerst in een kluis worden bewaard totdat filtering heeft plaatsgevonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het klaagschrift ontvankelijk en wijst het standpunt van het OM af dat de klacht zou zijn vervallen wegens gebrek aan belang. Vervolgens toetst de rechtbank of het proces van filtering via ‘uitgrijzen’ voldoende waarborgen bevat om te voorkomen dat geheimhoudergegevens beschikbaar komen voor het opsporingsteam.
De rechtbank oordeelt dat de waarborgen tekortschieten. Een essentieel proces-verbaal waarin gedetailleerd wordt uiteengezet hoe het ‘uitgrijzen’ functioneert en hoe toegang wordt voorkomen, ontbreekt. De verstrekte informatie is te algemeen en onvoldoende concreet voor deze zaak.
De rechtbank acht het bijzonder zorgwekkend dat door toedoen van rechercheurs van de FIOD, zonder controle of tussenkomst van de rechter-commissaris, een USB-stick met ongeschoonde gegevens — waaronder geheimhouderstukken — is verstrekt aan Duitsland. Het exporteren van data naar een andere applicatie bleek de filtering teniet te doen, waardoor deze gevoelige informatie weer zichtbaar werd.
Voorts oordeelt de rechtbank dat de oorspronkelijke filtering gebrekkig is geweest. Bij een controle door de verdediging werden op basis van eenvoudige zoektermen meerdere geheimhouderstukken gevonden die niet waren uitgegrijsd. De rechtbank acht aanvullende filtering noodzakelijk en stelt vast dat dit proces onder regie van de rechter-commissaris moet worden voortgezet.
Een verklaring voor recht dat het verschoningsrecht is geschonden, acht de rechtbank binnen deze procedure niet mogelijk. Wel stelt zij vast dat verbetering van de waarborgen noodzakelijk is om herhaling te voorkomen.
Zo gelast de rechtbank:
Het alsnog laten opstellen van een specifiek proces-verbaal waarin wordt beschreven hoe wordt voorkomen dat geheimhoudergegevens toegankelijk zijn of worden;
Het uitvoeren van een aanvullende filtering;
Het opvragen en verstrekken van logbestanden die inzicht geven in toegang en bewerkingen van de geheimhoudergegevens;
Voor het overige verklaart de rechtbank het klaagschrift ongegrond.
Lees hier de volledige uitspraak.
Zie ook:
