Rechtbank legt onderneming stil voor de duur van één jaar

Rechtbank Overijssel 9 maart 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:896

De rechtbank Overijssel veroordeelt verdachte tot de stillegging van de gehele onderneming voor de duur van 1 jaar. Naar aanleiding van inspecties van de NVWA op 4 mei 2022 en 1 september 2022 is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan economische delicten door niet de zorg te geven aan haar dieren die op grond van geldende wet en regelgeving is vereist. Zowel tijdens de inspectie in mei als tijdens de inspectie in september heeft de NVWA geconstateerd dat verdachte meerdere runderen heeft gehouden in een zodanig gebrekkige behuizing, dat de dieren zich daaraan konden verwonden. Bovendien beschikten de runderen niet over een droge en schone ligplaats. De ligplaatsen waren ernstig bevuild met mest en urine, waardoor ook de runderen bevuild waren met natte en opgedroogde mest. Ook het voer en het drinkwater waren onder de maat, als gevolg waarvan de runderen (sterk) vermagerd waren.

Verdenking

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

  • feit 1: op 4 mei 2022 als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf (opzettelijk) runderen heeft gehouden/gehuisvest in een gebrekkige behuizing onder onvoldoende hygiënische omstandigheden, met onvoldoende geschikt voer en onvoldoende waterbakken;

  • feiten 2 en 4: op 4 mei 2022 en 1 september 2022 als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf (opzettelijk) runderen heeft gehouden/gehuisvest in een gebrekkige behuizing, aan welke behuizing de dieren zich konden verwonden;

  • feit 3: op 1 september 2022 als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf (opzettelijk) runderen heeft gehouden/gehuisvest in een gebrekkige behuizing onder onvoldoende hygiënische omstandigheden en met onvoldoende waterbakken.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van de vier ten laste gelegde feiten geen inhoudelijk verweer gevoerd en zij voert aan dat verdachte de feiten ook erkent.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu de vertegenwoordiger van verdachte deze feiten heeft bekend en namens verdachte geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

  1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 februari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de vertegenwoordiger van de maatschap, genaamd vertegenwoordiger verdacht bedrijf ;

  2. het in de wettelijke vorm, door een daartoe bevoegd persoon, opgemaakte proces-verbaal van de NVWA van 13 september 2022 met nummer 172751/137778/6014318 met de daarbij gevoegde foto’s;

  3. een schriftelijk bescheid, gevoegd bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende een veterinaire verklaring van 12 mei 2022 van drs. W.D.J. van den Brink.

De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde nog als volgt. Vertegenwoordiger verdacht bedrijf, vertegenwoordiger van de maatschap (hierna vertegenwoordiger verdacht bedrijf ), heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij naar aanleiding van de eerste controle van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna NVWA) die plaatsvond in mei 2022, een tweede waterbak heeft geplaatst en dat hij de NVWA-contactpersoon daarover per WhatsApp heeft geïnformeerd. De rechtbank overweegt dat de NVWA op 1 september 2022 opnieuw heeft geconstateerd dat de runderen geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, omdat er onvoldoende waterbakken aanwezig waren.2 De rechtbank wil aannemen dat vertegenwoordiger verdacht bedrijf, zoals hij zelf heeft verklaard, daadwerkelijk een tweede waterbak heeft geplaatst maar dat hij dit pas na 1 september 2022 moet hebben gedaan. Het ter terechtzitting op de mobiele telefoon getoonde bericht van vertegenwoordiger verdacht bedrijf aan zijn contactpersoon bij de NVWA dateert van oktober 2022. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat ook op 1 september 2022 onvoldoende waterbakken aanwezig waren ten behoeve van de runderen, zoals ten laste gelegd onder 3.

Nu vertegenwoordiger verdacht bedrijf alle ten laste gelegde feiten heeft bekend moet, gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, helemaal nu verdachte zich reeds meerdere jaren bedrijfsmatig bezighoudt met het houden van dieren, waaronder runderen. Van verdachte mag dus de deskundigheid worden verwacht op het gebied van de bedrijfsvoering waar zij zich dagelijks mee bezig houdt en kennis van de regelgeving die daarop betrekking heeft. Uit de aard van de bewezen verklaarde handelingen kan niet anders volgen dan dat verdachte deze willens en wetens heeft verricht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten steeds opzettelijk door verdachte zijn begaan.

Bewezenverklaring

  • Feiten 1 en 3: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

  • Feiten 2 en 4: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot – slechts – de ‘bijkomende straf’ stillegging van de onderneming voor de duur van één jaar.

Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een geldboete ter hoogte van € 10.000,00 en dat als bijkomende straf een voorwaardelijke of gedeeltelijke stillegging van de onderneming wordt opgelegd.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in het door de verdediging bepleite opleggen van een coachingstraject voor de afzonderlijke maten niet bij wet is voorzien.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft – nu de stilleging van de onderneming wordt gevorderd – voorwaardelijk verzocht om de uitspraak in de zaak aan te houden en de reclassering de opdracht te geven om een voorlichtingsrapportage op te stellen over de persoonlijke omstandigheden van de maten en de financiële situatie van de maatschap. Mogelijk kan de maatschap een coachingstraject of externe hulpverlening krijgen op grond van artikel 14a en verder van het Wetboek van Strafrecht.

De raadsvrouw heeft bepleit dat stillegging van de onderneming niet passend is nu verdachte wel goede wil heeft om de regels na te leven en het betreffen geringe overtredingen. Op korte termijn beschikt verdachte over voldoende financiën om de behuizingen op te knappen en het correcte voer aan te schaffen. De raadsvrouw heeft gesteld dat dierenleed voldoende voorkomen kan worden door de last onder bestuursdwang, de inspecties van de NVWA en een ingeschakelde bedrijfshulp.

Oordeel rechtbank

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de bedrijfszakelijke omstandigheden van de maatschap en de persoonlijke omstandigheden van de maten, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Aard en de ernst van de feiten

Naar aanleiding van inspecties van de NVWA op 4 mei 2022 en 1 september 2022 is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan economische delicten door niet de zorg te geven aan haar dieren die op grond van geldende wet en regelgeving is vereist. Verdachte is in de bedrijfsmatige uitoefening van haar veehouderijbedrijf in meerdere opzichten tekort geschoten in de zorg voor de van haar afhankelijke runderen. Zowel tijdens de inspectie in mei als tijdens de inspectie in september heeft de NVWA geconstateerd dat verdachte meerdere runderen heeft gehouden in een zodanig gebrekkige behuizing, dat de dieren zich daaraan konden verwonden. Bovendien beschikten de runderen niet over een droge en schone ligplaats. De ligplaatsen waren ernstig bevuild met mest en urine, waardoor ook de runderen bevuild waren met natte en opgedroogde mest. Ook het voer en het drinkwater waren onder de maat, als gevolg waarvan de runderen (sterk) vermagerd waren. De bij het proces-verbaal gevoegde foto’s laten zien hoe ernstig de situatie voor de dieren is en bevestigen de beschreven schrijnende situatie.

Verdachte heeft hiermee de regels, die de wetgever in het belang van het dierenwelzijn heeft opgesteld, geschonden. Het handelen van verdachte is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn zeer laakbaar. De vertegenwoordigers van de maatschap zijn verantwoordelijk voor de goede zorg en de leefomstandigheden van de runderen. Als veehouder is verdachte immers verantwoordelijk voor de zorg van haar dieren. Zij heeft de zorg voor het leven en de leefomstandigheden van haar dieren en zij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze gehouden worden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. Er is niet voldaan aan de basiseisen voor de verzorging van de dieren en daarmee is onnodig leed bij de dieren veroorzaakt. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.

De bedrijfszakelijke omstandigheden van de maatschap en de persoonlijke omstandigheden van haar maten

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte van 1 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten betreffende dierenwelzijn. Eerdere veroordelingen hebben verdachte kennelijk niet kunnen bewegen zich aan de regels te houden. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.

Ter terechtzitting heeft vertegenwoordiger verdacht bedrijf verklaard dat de maatschap in financiële problemen verkeert waardoor de feiten zich hebben voorgedaan. vertegenwoordiger verdacht bedrijf heeft verklaard dat hij de maatschap samen met zijn vrouw uitoefent. Vanwege de medische gesteldheid van zijn vrouw, kan zij geen werkzaamheden meer verrichten voor de maatschap en vertegenwoordiger verdacht bedrijf is – naast zijn werkzaamheden in de maatschap – haar mantelzorger. Een zoon van vertegenwoordiger verdacht bedrijf zou mogelijk in de toekomst tot de maatschap willen toetreden als deze financieel ‘gezonder’ is; na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van vertegenwoordiger verdacht bedrijf zou het tot een volledige bedrijfsovername moeten komen, waarbij de betreffende zoon de onderneming exploiteert naast zijn loondienstbetrekking elders. vertegenwoordiger verdacht bedrijf heeft verklaard dat de financiële problemen met name veroorzaakt worden doordat de maatschap een pand verhuurt. De huidige huurders willen het pand kopen, maar het is hen tot tweemaal toe niet gelukt om de financiering rond te krijgen. Dat zou nu wel het geval zijn. Als de verkoop rond is, hoopt vertegenwoordiger verdacht bedrijf dat de maatschap haar schulden af zal kunnen lossen. Uit de resterende verkoopopbrengst zal ook weer geïnvesteerd kunnen worden in de maatschap. De maatschap heeft evenwel verschillende schulden ter hoogte van ongeveer € 195.000,00 en de voorgenomen verkoop van het pand levert € 235.000,00 op. Er liggen daarnaast nog forse boetes en dwangsommen, opgelegd door de NVWA, welke indien zij onherroepelijk worden de schuldenlast verder fors zullen verzwaren. De investering in de maatschap zal rond de € 30.000,00 á € 40.000,000 moeten bedragen om de bestaande problemen en tekortkomingen te verhelpen. De benodigde vergunningen moeten nog aangevraagd worden. Als de maatschap zeer binnenkort over het geld en de benodigde vergunningen beschikt, kunnen de problemen rond oktober 2023 opgelost zijn, aldus vertegenwoordiger verdacht bedrijf.

Voorwaardelijk verzoek

Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd over de persoonlijke omstandigheden van de maten en de financiële situatie van de maatschap. Het voorwaardelijke aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw ten behoeve van het opmaken van een reclasseringsrapport wordt derhalve afgewezen.

De straf of maatregel

De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat er niet veel verbeterd is na de inspecties in mei en september 2022 en de eerdere veroordeling in 2020. In februari 2023 heeft de NVWA nogmaals een controle uitgevoerd en onder andere geconstateerd dat runderen wederom ongeschikt voer kregen en de ligplaatsen onhygiënisch waren. Ook is door de NVWA bestuursrechtelijk ingegrepen middels een last onder bestuursdwang en een last onder drangsom. Met name vertegenwoordiger verdacht bedrijf heeft weliswaar jarenlange ervaring als veehouder, maar hij lijkt zich niet te kunnen conformeren aan de voorschriften en adviezen van de NVWA. Om de gevolgen die het gebrek aan verzorging voor de dieren heeft, lijkt verdachte zich onvoldoende te bekommeren. Volgens vertegenwoordiger verdacht bedrijf kunnen alle problemen rond oktober 2023 opgelost zijn. Dit zou betekenen dat de omstandigheden waaronder de runderen leven tot die tijd niet – substantieel – zullen verbeteren. Bovendien is het nog maar de vraag of verdachte de financiering van de te maken aanpassingen rond krijgt en de benodigde vergunningen verleend zullen worden. Waar de heer vertegenwoordiger verdacht bedrijf de rechtbank voorhoudt dat alle problemen opgelost kunnen worden, heeft de rechtbank daar onvoldoende vertrouwen in. De rechtbank acht de werkelijke financiële situatie minder rooskleurig en zorgelijker dan door vertegenwoordiger verdacht bedrijf ter zitting heeft gepresenteerd. Hoewel verdachte het dierenwelzijn lijkt te willen verbeteren, is sprake van een langere periode aan recidiverende overtredingen. Daarbij speelt nog een rol dat een van de maten ernstig ziek en arbeidsongeschikt is, de andere maat diens mantelzorger is doch ook inmiddels een gevorderde leeftijd heeft bereikt. De rechtbank houdt rekening met al deze structurele problemen binnen de maatschap, het gebrek aan zelfinzicht, het ontbreken van concrete realistische plannen en de situatie van financiële onmacht. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het gebleken zwaarwegende belang van dierenwelzijn op het bedrijf van verdachte, waar de veehouderij in de huidige vorm haar klaarblijkelijk boven het hoofd groeit en het economische belang gezien de beperkte levensvatbaarheid door de omvang van de onderneming van de maatschap. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor de misdrijven volledige stellegging van de onderneming voor de duur van één jaar, passend en geboden is. Gelet op de aard en impact van deze bijkomende straf, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast eveneens een hoofdstraf op te leggen.

Lees hier de volledige uitspraak. 

Print Friendly and PDF ^