Miljoenenfraude rond Hotel Overamstel strandt in de rechtbank: vrijspraak in omvangrijke witwaszaak
/Rechtbank Amsterdam 8 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2863
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van witwassen, valsheid in geschrift en oplichting in het onderzoek 13Doezel. De zaak draait om het vastgoedproject Hotel Overamstel en vermeende geldstromen van criminele herkomst. De verdachte geeft volgens de rechtbank plausibele, legale verklaringen voor contante geldbedragen. Het Openbaar Ministerie verricht onvoldoende aanvullend onderzoek naar deze verklaringen. Ook ziet de rechtbank geen bewijs voor opzettelijke misleiding van de gemeente Amsterdam. Vanwege gebrek aan overtuigend bewijs volgt volledige vrijspraak.
Context van de zaak
In deze strafzaak staat een natuurlijk persoon terecht die wordt verdacht van diverse financieel-economische delicten in de context van een grootschalig vastgoedproject in Amsterdam, bekend als “project Hotel Overamstel”. De verdachte is geboren in 1973, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is betrokken bij meerdere vennootschappen die een rol spelen in de financiering, exploitatie en vergunningverlening van het project. De zaak is onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek 13Doezel, dat voortkomt uit het bredere onderzoek 13Offside, waarin grootschalige contante stortingen en internationale geldstromen worden onderzocht. De verdachte wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, berecht met vijf medeverdachten. Het onderzoek ter terechtzitting vindt plaats in januari, februari en april 2025. Diverse complexe geldstromen, constructies met rechtspersonen en contacten met de gemeente Amsterdam staan daarbij centraal.
Tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat hij zich, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan:
(gewoonte)witwassen van diverse geldbedragen tussen januari 2010 en november 2019, ter waarde van circa 1.176.364,49 euro, onder andere via contante stortingen, banktransacties en het doorsluizen van geld via derden en vennootschappen;
het medeplegen van witwassen van een bedrag van 1.000.000 euro tussen juli 2017 en november 2019, dan wel het feitelijk leidinggeven aan dit strafbare feit als bestuurder van een vennootschap;
het opzettelijk gebruikmaken van valse geschriften bij de aanvraag van een omgevingsvergunning bij de gemeente Amsterdam in het kader van project Hotel Overamstel;
het medeplegen van oplichting van de gemeente Amsterdam in de periode januari 2011 tot november 2021, waardoor de gemeente is bewogen tot het afgeven van een omgevingsvergunning voor genoemd project.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) acht feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 2 wordt vrijspraak gevorderd. Ten aanzien van feit 1 meent het OM dat op onderdelen het recht tot vervolging is verjaard, met name waar het schuldwitwassen vóór 25 november 2013 betreft. De officieren van justitie voeren aan dat verdachte betrokken is geweest bij het verplaatsen van grote hoeveelheden geld waarvan de herkomst onduidelijk is. Daarbij zou onder meer gebruik zijn gemaakt van leenconstructies, zogenaamd kasbeheer, contante opnamen en stortingen via rekeningen van familieleden. Er wordt gesteld dat een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen bestaat en dat verdachte, gelet op de omvang, structuur en aard van de transacties, wist dat het om crimineel geld ging. Gelet op de ernst van de feiten vordert het OM een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarbij wordt rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Volgens de raadsman zijn de geldstromen herleidbaar tot legale bronnen, waaronder huurinkomsten, de exploitatie van een schoonmaakbedrijf en zakelijke leningen of investeringen. De verdachte zou niet op de hoogte zijn geweest van enige criminele herkomst van het geld. Daarnaast wordt betoogd dat de aangifte van de gemeente Amsterdam, waarop de verdenking van valsheid in geschrifte en oplichting is gebaseerd, niet is onderbouwd met objectief bewijs en voortkomt uit miscommunicatie en onduidelijkheden bij de gemeente zelf. De verdediging wijst op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en vraagt de rechtbank rekening te houden met het tijdsverloop, de verjaring van bepaalde feiten en de context van de verklaringen van de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat voor enige van de tenlastegelegde feiten. De verdachte wordt vrijgesproken van alle vier de feiten. De motivering van de rechtbank omvat een diepgaande analyse van de afzonderlijke transacties en geldstromen, evenals van de verklaringen van de verdachte en het onderzoek dat het OM hierop heeft uitgevoerd of juist heeft nagelaten.
Ten aanzien van de witwasverdenkingen oordeelt de rechtbank herhaaldelijk dat:
De herkomst van de geldbedragen niet onomstotelijk uit misdrijf blijkt;
Het OM nagelaten heeft om afdoende onderzoek te verrichten naar de legale verklaringen die verdachte heeft gegeven;
De verdachte concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen heeft gegeven over de legale herkomst van het geld (zoals inkomsten uit de verhuur van panden, kasopnamen van zijn schoonmaakbedrijf, terugbetalingen en verkopen);
Er onvoldoende aanknopingspunten zijn om wetenschap of vermoeden bij verdachte aan te nemen over een criminele herkomst.
Ten aanzien van de vermeende valse geschriften en oplichting in relatie tot de Bibob-formulieren en de vergunningsaanvraag, stelt de rechtbank vast dat:
De formulieren niet vals zijn opgemaakt;
Er geen misleidende verklaringen zijn gedaan aan de gemeente Amsterdam;
De gemeente expliciet akkoord is gegaan met het uittreden van verdachte als aandeelhouder;
De betrokkenheid van verdachte in de jaren daarvoor bekend was bij de gemeente en openlijk gecommuniceerd is.
De rechtbank uit ook kritiek op de wijze waarop de aangifte door de gemeente tot stand is gekomen. De ambtenaar die aangifte deed was niet betrokken bij het vergunningstraject, en het ontbreekt aan schriftelijke documentatie van het cruciale overleg in oktober 2015. Volgens de rechtbank roept dit vragen op over de betrouwbaarheid van de aangifte.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart geen van de feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor het impliciet subsidiair tenlastegelegde schuldwitwassen dat vóór 25 november 2013 zou zijn gepleegd, is het OM niet-ontvankelijk vanwege verjaring van het vervolgingsrecht. Voor het overige volgt vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.
Strafoplegging
Omdat de verdachte van alle feiten wordt vrijgesproken, legt de rechtbank geen straf op.
Lees hier de volledige uitspraak.
Rechtspersoon
Ook de BV wordt vrijgesproken (Rechtbank Amsterdam 8 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2867).
De rechtbank oordeelt dat niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen. De enkele omstandigheid dat financiële middelen via de vennootschap zijn gelopen, acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling wegens witwassen vereist is dat sprake is van een zodanige mate van betrokkenheid en wetenschap dat van opzet of grove schuld kan worden gesproken. Uit de beschikbare bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat de vennootschap daadwerkelijk wetenschap heeft gehad van een criminele herkomst van de gelden, noch dat zij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat sprake was van dergelijke herkomst.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat de verdachte geen structureel patroon van witwasactiviteiten vertoont en dat de betrokken transacties ook op legale wijze verklaard kunnen worden, zonder dat sprake is van evidente onregelmatigheden of verhullende handelingen.