Geen ontvankelijk cassatiemiddel bij algemene klacht over motiveringsgebreken
/Hoge Raad 27 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:824
De verdachte is door het hof veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur wegens mishandeling van een hond in strijd met artikel 2.1 lid 1 Wet dieren. Ook zijn prikbanden onttrokken aan het verkeer. In cassatie is geklaagd dat het hof cruciale informatie uit het dossier en het verweer van de verdachte heeft genegeerd. De Hoge Raad oordeelt echter dat de ingediende schriftuur geen geldig cassatiemiddel bevat. Bovendien is het stuk niet op de juiste wijze en binnen de wettelijke termijn ingediend. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Achtergrond
De verdachte, een man geboren in 1961, wordt vervolgd wegens het mishandelen van een hond die hij trainde. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden acht bewezen dat hij zich heeft gedragen in strijd met artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren. Dit artikel verbiedt het zonder redelijk doel of op onnodige wijze veroorzaken van pijn of letsel bij een dier, het benadelen van de gezondheid of het aantasten van het welzijn van een dier.
De mishandeling heeft plaatsgevonden tijdens trainingssessies waarbij de verdachte, als hondentrainer, volgens het hof disproportioneel geweld heeft toegepast op een hond. Onder meer is gebruik gemaakt van prikbanden, die door het hof zijn aangemerkt als voorwerpen die het dierenwelzijn ernstig kunnen schaden. De politie heeft beelden en observaties vastgelegd die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring. De verdachte is door het hof veroordeeld tot een taakstraf van zestig uur. Indien deze niet wordt uitgevoerd, geldt een vervangende hechtenis van dertig dagen. Tevens heeft het hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van vier (prik)halsbanden en vier losse schakels voor dergelijke banden.
Middel
Namens de verdachte is door zijn raadsman, advocaat F.J.M. Kobossen, een cassatieschriftuur ingediend. Daarin wordt aangevoerd dat het hof bij het wijzen van het arrest volledig voorbij is gegaan aan een aantal cruciale elementen in het dossier. Het gaat daarbij onder meer om:
de daadwerkelijke datering van de videobeelden waarop het vermeende geweld zichtbaar zou zijn;
enkele belangrijke onderdelen van het politierapport;
de feitelijke situatie rondom de trainingssessies;
en de wijze waarop het verweer van de verdachte ter terechtzitting is ingebracht.
De strekking van het middel is dat het hof zonder enige motivering deze onderdelen buiten beschouwing heeft gelaten en daarmee een onjuiste of onvolledige weging van de bewijsmiddelen heeft toegepast. De verdediging stelt dat hierdoor sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces en een motiveringsgebrek dat tot cassatie zou moeten leiden.
Beoordeling Hoge Raad
De Hoge Raad stelt in de eerste plaats vast dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is. Daartoe overweegt de Hoge Raad het volgende.
De cassatierechter onderzoekt uitsluitend middelen zoals bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. Een dergelijk middel dient een stellige en duidelijke klacht te bevatten over de schending van een rechtsregel of een verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De Hoge Raad benadrukt dat de schriftuur van de verdediging niet aan dit vereiste voldoet. De daarin vervatte klacht is te algemeen van aard en bevat geen concrete, juridisch gefundeerde verwijten. Daarmee mist de klacht het karakter van een geldig cassatiemiddel in de zin van de wet.
Daarnaast is het cassatieberoep ook om een formele reden niet ontvankelijk. De verdediging heeft de schriftuur niet binnen de wettelijke termijn en niet via de daarvoor bestemde procedure (plaatsing in het webportaal van de Hoge Raad) ingediend, zoals vereist op grond van artikel 437 lid 2 Sv en artikel 4.2.4. van het Procesreglement van de Hoge Raad. De verdachte is in de gelegenheid gesteld dit formele verzuim te herstellen, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De schriftelijke reactie van de raadsman, die niet via het webportaal is ingediend, wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
Gelet op het ontbreken van een geldig cassatiemiddel en het niet naleven van de formele indieningsvereisten verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk.
Lees hier de volledige uitspraak.