FIOD mag correspondentie tussen fiscus en advocaat gebruiken in belastingfraudezaak

Rechtbank Amsterdam 19 augustus 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:7308 (gepubliceerd op 6 oktober 2025)

De rechter-commissaris van de rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie en de FIOD kennis mogen nemen van correspondentie tussen de Belastingdienst en een advocaat-belastingkundige in een strafzaak over vermeende dividendbelastingfraude via twee pensioenfondsen. Normaal gesproken blijft informatie die onder het verschoningsrecht valt vertrouwelijk, ook wanneer die met een derde wordt gedeeld. In dit geval geldt echter een uitzondering: de betreffende correspondentie is uitgewisseld in het kader van de beoordeling van de juistheid van de ingediende verzoeken tot teruggave van dividendbelasting — precies dezelfde gedraging die onderwerp is van de strafrechtelijke verdenking. Daardoor is de vertrouwelijkheid, aldus de rechter-commissaris, niet beperkt gebleven tot het fiscale traject maar ook doorbroken in het strafrechtelijke vervolg.

Achtergrond

De zaak draait om een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke belastingfraude met betrekking tot verzoeken tot teruggave van dividendbelasting die in de periode 2013 tot en met 2016 zijn ingediend op naam van twee pensioenfondsen, hierna aangeduid als Pensioenfonds A en Pensioenfonds B.

De Belastingdienst heeft die verzoeken onderzocht en zich vervolgens op het standpunt gesteld dat geen recht op teruggave bestond. Naar aanleiding daarvan heeft de Belastingdienst aan beide pensioenfondsen naheffingsaanslagen opgelegd, die strekten tot terugbetaling van ten onrechte geclaimde bedragen.

Tijdens de fiscale afwikkeling van deze kwestie heeft de Belastingdienst uitgebreid gecorrespondeerd met de rechtsbijstandverleners van de pensioenfondsen.

  • Aanvankelijk werden de pensioenfondsen bijgestaan door een belastingadviseur.

  • Later is mr. B.J.G.L. Jaeger, een advocaat-belastingkundige, bij de correspondentie betrokken geraakt.

  • Ook een opvolgend advocaat heeft in een latere fase namens de pensioenfondsen met de Belastingdienst gecommuniceerd.

De correspondentie zag onder meer op de inhoudelijke beoordeling van de ingediende verzoeken tot dividendbelastingteruggave en de daaropvolgende naheffingsaanslagen.

In een later stadium hebben de Belastingdienst, de FIOD en het Openbaar Ministerie besloten om de natuurlijke persoon achter de fondsen strafrechtelijk te vervolgen wegens feitelijk leidinggeven aan het indienen van onjuiste verzoeken tot teruggave van dividendbelasting.

In het kader van dit strafrechtelijke onderzoek heeft de FIOD in 2022 aan de Belastingdienst verzocht om de volledige heffingsdossiers met betrekking tot de dividendbelastingteruggaven van de pensioenfondsen over te dragen.
De Belastingdienst heeft aan dat verzoek voldaan en op 1 juli 2022 de dossiers overgedragen.

Tot deze dossiers behoorden ook:

  • de correspondentie tussen de Belastingdienst en mr. Jaeger,

  • correspondentie met diens kantoorgenoten of opvolgers,

  • en andere documenten die onderdeel waren van de gegevensuitwisseling tussen de rechtsbijstandverleners en de Belastingdienst.

Pas in het voorjaar van 2025 kreeg de verdediging inzage in de dataset die het onderzoeksteam van de FIOD gebruikte. Daarbij constateerde de verdediging dat ook de advocaatcorrespondentie in het dossier was opgenomen en dat het Openbaar Ministerie en de FIOD daarvan kennis hadden genomen.

Volgens de verdediging was die correspondentie beschermd door het verschoningsrecht, omdat zij deel uitmaakte van de vertrouwelijke communicatie tussen advocaat en cliënt.

Standpunt van het OM

De officieren van justitie S. Leeman en M. Lambregts stelden daarentegen dat dit verschoningsrecht niet meer van toepassing was. Hun redenering:

  • de communicatie had plaatsgevonden in het kader van de beoordeling van de fiscale verzoeken zelf,

  • en het strafrechtelijke onderzoek betrof precies diezelfde gedragingen.
    Daarmee was, volgens het Openbaar Ministerie, de vertrouwelijkheid feitelijk prijsgegeven.

Omdat er tussen de verdediging en het OM verschil van inzicht bestond over de vraag of deze stukken onder het verschoningsrecht vielen, besloot de rechter-commissaris dat hierover een formele vordering moest worden ingediend.

Beoordeling door de rechter-commissaris

Op 30 juni 2025 diende het OM die vordering in bij de rechter-commissaris, die vervolgens op 19 augustus 2025 uitspraak deed.

De rechter-commissaris erkende dat normaal gesproken het delen van verschoningsgerechtigde informatie met één partij (zoals de Belastingdienst) niet betekent dat de vertrouwelijkheid ook tegenover anderen vervalt.

Maar in dit geval deden zich bijzondere omstandigheden voor:

  1. De informatie was verstrekt in het kader van de beoordeling van de juistheid van de dividendteruggaveverzoeken, terwijl de verdenking juist ziet op diezelfde gedragingen.

  2. De correspondentie was uitgewisseld met de inspecteur van de Belastingdienst, die op grond van art. 80 lid 1 AWR ook een opsporingsbevoegdheid heeft bij belastingstrafbare feiten.

Daarmee, aldus de rechter-commissaris, is de vertrouwelijkheid niet alleen prijsgegeven binnen het administratieve traject (tussen belastingplichtige en fiscus), maar ook in het daaropvolgende strafrechtelijke traject.

Hij verwees naar zijn eerdere beslissing uit 2022 (ECLI:RBAMS:2022:6249) waarin een vergelijkbare redenering werd gevolgd, en maakte onderscheid met het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2025 (ECLI:NL:HR:2025:456), waarin zo’n bijzondere situatie zich níet voordeed.

Uitkomst

De rechter-commissaris bepaalt dat het Openbaar Ministerie en het onderzoeksteam kennis mogen nemen van de stukken (de correspondentie met de advocaat).

Met andere woorden: in deze specifieke context werd het verschoningsrecht doorbroken, omdat de vertrouwelijkheid van de communicatie volgens de rechter reeds was prijsgegeven door de aard en context van de uitwisseling met de Belastingdienst.

Samengevat

  • Zaak betreft: onderzoek naar feitelijk leidinggeven aan belastingfraude (onjuiste dividendteruggaveverzoeken).

  • Vraag: mag de FIOD/OM gebruikmaken van correspondentie tussen advocaat en Belastingdienst?

  • Rechter-commissaris: ja, want:

    • de correspondentie had rechtstreeks betrekking op de vermeende fraude zelf;

    • en was gevoerd met een functionaris (inspecteur) die ook opsporingsbevoegd is.

  • Gevolg: het verschoningsrecht is in dit geval niet van toepassing, stukken mogen in het strafdossier blijven.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^