Ernstige nalatigheid leidt tot dodelijk arbeidsongeval in kippenstal
/Rechtbank Oost‑Brabant 17 november 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:7470
De rechtbank Oost-Brabant veroordeelt een pluimveebedrijf tot een geldboete van 50.000 euro wegens een dodelijk arbeidsongeval in een kippenstal. Een 25-jarige vrouw, werkzaam via een uitzendbureau, werd tijdens haar werk aangereden door een verreiker en overleed ter plaatse. De verdachte schond meerdere verplichtingen uit de Arbowet en het Arbobesluit. Zo ontbrak een risico-inventarisatie, waren er geen instructies of toezicht, en verkeerde het arbeidsmiddel in gebrekkige staat. De rechtbank acht medeplegen van zowel Arbowetsovertreding als dood door schuld bewezen. Nabestaanden worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Context van de zaak
In deze zaak is de verdachte een rechtspersoon, een onderneming die samen met een gelieerde medeverdachte mestkuikens houdt en opfokt. Beide ondernemingen staan onder dezelfde bestuurder via een beheersvennootschap. Op 20 juli 2023 vindt in een kippenstal in de gemeente Venray een ernstig arbeidsongeval plaats. Het slachtoffer is een jonge vrouw die in dienst is van een uitzendbureau dat personeel levert aan de pluimveesector. Tijdens werkzaamheden in de stal, waarbij kippen worden gevangen en geladen, wordt zij aangereden en overreden door een verreiker, een zwaar mobiel arbeidsmiddel, waardoor zij ter plaatse overlijdt.
De verreiker is eigendom van de ondernemingen van de verdachte, en de chauffeur van de verreiker is bij hen in dienst. In de stal zijn twee vangploegen actief; een van de leden daarvan is het slachtoffer. De arbeidskrachten zijn geleverd door een derde onderneming. De stal, de mobiele arbeidsmiddelen en de organisatie van de werkzaamheden vallen onder verantwoordelijkheid van de verdachte en haar medeverdachte.
De verdachte en de medeverdachte worden in dit verband aangemerkt als werkgevers in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet, zowel ten opzichte van de chauffeur als ten aanzien van de vangploeg, gelet op de gezamenlijke bedrijfsvoering en feitelijke gezagsverhoudingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij op 20 juli 2023 in Venray, als werkgever, al dan niet in vereniging met anderen, handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen. Concreet betreft dit:
Het niet of onvoldoende schriftelijk vastleggen van risico’s (aanrijdgevaar) bij het vangen en/of laden van pluimvee door werknemers van de medeverdachte in een donkere werkzone in de stal, waarin ook een verreiker wordt gebruikt.
Het niet doeltreffend informeren van werknemers over de arbeidsrisico’s en het niet houden van voldoende toezicht op de naleving van instructies.
Het niet adequaat samenwerken met andere werkgevers op de werkplek en het ontbreken van schriftelijke afspraken over veiligheid en toezicht.
Het niet correct gebruiken van het arbeidsmiddel (de verreiker), waaronder het ontbreken van gebruiksaanwijzing, defecte spiegels, uitgeschakeld achteruitrijsignaal en het ontbreken van een snelheidsbeperker.
Het ontbreken van een veilige verkeersinrichting binnen de stal, zoals looproutes of afzettingen.
Tevens is ten laste gelegd dat de verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, zeer onvoorzichtig, onoplettend, onzorgvuldig en nalatig heeft gehandeld door werknemers in een donkere werkruimte met een mobiel arbeidsmiddel te laten werken zonder afdoende instructies, waardoor het slachtoffer is aangereden en overleden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zou deze feiten hebben gepleegd als medepleger in vereniging met andere rechtspersonen. Bij feit 1 gaat het om opzettelijk nalaten. Het OM vordert een geldboete van 50.000 euro voor de verdachte, als onderdeel van een gezamenlijke boete van 100.000 euro voor de twee pluimveebedrijven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Het belangrijkste verweer is dat de chauffeur van de verreiker formeel in dienst zou zijn van de ingehuurde organisatie en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid draagt voor de organisatie van het werk in de stal. Daarnaast betwist de verdediging het causaal verband tussen de vermeende tekortkomingen en het overlijden van het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het ongeval plaatsvindt op 20 juli 2023 in de kippenstal van de verdachte en haar medeverdachte. De chauffeur van de verreiker is in dienst van de verdachte. De bedrijven zijn zodanig nauw met elkaar verbonden dat zij worden aangemerkt als medeplegers.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de chauffeur in dienst zou zijn van de ingehuurde onderneming. De formele arbeidsrelatie met de verdachte staat vast en de feitelijke omstandigheden bevestigen dat de verdachte als werkgever verantwoordelijk is.
De rechtbank concludeert dat de verdachte en haar medeverdachte de verplichtingen uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit op meerdere punten hebben geschonden.
Er is geen deugdelijke risico-inventarisatie uitgevoerd, terwijl het vangen van pluimvee met behulp van een verreiker regelmatig voorkomt binnen de bedrijfsactiviteiten. Het ontbreken van schriftelijke instructies, het gebrek aan toezicht, de slechte staat van het arbeidsmiddel en de afwezigheid van verkeersmaatregelen hebben allemaal bijgedragen aan een onveilige werksituatie.
De rechtbank stelt vast dat het aanrijdgevaar in een donkere stal met een bewegend voertuig een evident risico is, dat door de verdachte en haar medeverdachte onderkend had moeten worden. Op 20 juli 2023 heeft dit risico zich verwezenlijkt, met fatale gevolgen.
De rechtbank overweegt dat de rechtspersoon kan worden aangesproken als dader indien de verboden gedragingen aan haar kunnen worden toegerekend. In dit geval is dat het geval, gelet op de verantwoordelijkheid voor de inrichting van de werkzaamheden en het ontbreken van preventieve maatregelen.
Ten aanzien van het opzet concludeert de rechtbank dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten de noodzakelijke maatregelen te treffen. Dit opzet ziet op de gedraging zelf en niet per se op het bewust schenden van de wet.
Ten aanzien van het tweede feit, dood door schuld, stelt de rechtbank dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onoplettendheid, onachtzaamheid, onzorgvuldigheid en nalatigheid. De tekortkomingen zijn verwijtbaar en vermijdbaar. De bedrijfsstructuur, het ontbreken van instructies en toezicht, en het niet adequaat onderhouden van het arbeidsmiddel hebben rechtstreeks geleid tot het ongeval en het overlijden van het slachtoffer.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte als werkgever opzettelijk heeft nagelaten te voldoen aan de verplichtingen uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, met als gevolg dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een werknemer is ontstaan of te verwachten was.
Voorts verklaart de rechtbank bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend, onachtzaam, onzorgvuldig en nalatig heeft gehandeld, waardoor het slachtoffer is aangereden en overleden.
Strafoplegging
De rechtbank legt aan de verdachte een geldboete op van 50.000 euro. Gezien de ernst van de feiten, het overlijden van een jonge moeder van vier kinderen en de omvang van het verwijtbare nalaten, acht de rechtbank deze straf passend en geboden. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen, te weten de nabestaanden van het slachtoffer, worden niet-ontvankelijk verklaard. Zij dienen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De verzekeraar heeft aansprakelijkheid erkend, maar de schade is nog niet vergoed.
Lees hier de volledige uitspraak.
