Leidinggevenden taalschool veroordeeld voor misbruik DUO-gelden, vervalsing en beïnvloeding getuige
/Rechtbank Rotterdam 18 november 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:13314 en ECLI:NL:RBROT:2025:13305
De rechtbank Rotterdam veroordeelt twee bestuurders van een taalschool voor deelname aan een criminele organisatie. Zij geven feitelijk leiding aan het gebruik van valse documenten en het misbruik van overheidsgelden via DUO. De taalschool verstrekt laptops en cadeaukaarten aan cursisten in strijd met de regels. Videolessen thuis tellen vanaf juni 2019 niet meer als cursusuren. Voor oplichting volgt vrijspraak vanwege onduidelijkheid in de regelgeving. Eén verdachte wordt ook veroordeeld voor beïnvloeding van een getuige.
Context van de zaak
De rechtbank behandelt twee zaken tegen de bestuurders van een taalschool, naam taalschool, die in verschillende rechtsvormen (eenmanszaak, vof, bv) inburgeringscursussen aanbood. De verdachten zijn betrokken als vennoten en bestuurders. De school bood Oriëntatie Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA) en taalcursussen op B1/B2-niveau aan. De cursussen werden deels gegeven via videolessen die cursisten thuis konden bekijken. Er is onderzoek gedaan door de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) onder de naam Council Bluffs. De verdenkingen omvatten het indienen van onterechte facturen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en Blik op Werk (BOW), gebruik van vervalste documenten en het misbruik van overheidsgelden door het verstrekken van cadeaukaarten en laptops aan cursisten. In één van de zaken is daarnaast sprake van beïnvloeding van een getuige.
Tenlastelegging
De verdachten wordt verweten dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven, feitelijk leiding hebben gegeven aan het gebruik van valse geschriften, overheidsgelden onrechtmatig hebben aangewend, en in één geval een getuige hebben beïnvloed.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt dat de verdachten wisten of konden weten dat videolessen niet voldeden aan de gestelde eisen en dat zij desondanks uren factureerden aan DUO. Tevens zijn valse documenten verstrekt aan BOW, waaronder lesroosters en facturen, waarmee werd voorgespiegeld dat fysieke lessen waren gegeven. Daarnaast zijn DUO-gelden aangewend voor het verstrekken van laptops en cadeaukaarten. In één van de zaken stelt het Openbaar Ministerie dat een getuige voorafgaand aan haar verhoor is beïnvloed.
Standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat de regelgeving omtrent e-learning niet duidelijk was, en dat tot 1 juni 2019 het niet evident was dat videolessen niet meetelden. De verdachten zouden te goeder trouw hebben gehandeld. De documenten zouden deels slechts concepten zijn geweest. De cadeaukaarten en laptops zouden als noodzakelijke leermiddelen zijn verstrekt en in sommige gevallen in bruikleen zijn gegeven. Betreffende de beïnvloeding van de getuige wordt gesteld dat geen sprake was van beïnvloeding in de zin van artikel 285a Sr.
Oordeel van het gerecht
De rechtbank stelt vast dat tot 1 juni 2019 niet uit regelgeving blijkt dat het bekijken van videolessen thuis niet mocht meetellen als cursusuren. Pas vanaf 1 juni 2019 is dit expliciet geregeld. Voor deze latere periode geldt dat de taalschool desondanks uren bleef aanbieden die uit videolessen thuis bestonden, en dus in strijd handelde met de gestelde eisen. De rechtbank acht bewezen dat de verdachten feitelijk leiding gaven aan deze gedragingen.
De rechtbank acht verder bewezen dat in beide zaken valse lesroosters, valse facturen en een valse overeenkomst van opdracht zijn gebruikt, met als doel BOW te misleiden over de invulling van fysieke lessen. Van het gebruik van een presentielijst en 64-uursverklaringen wordt in beide zaken vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs van vervalsing. Gegevens over contracturen die zijn aangeleverd aan DUO zijn niet als vals aangemerkt.
Ten aanzien van het verstrekken van cadeaukaarten en laptops stelt de rechtbank vast dat deze uit overheidsgelden zijn bekostigd, wat in strijd is met het doel waarvoor de middelen zijn verstrekt. De rechtbank acht dit handelen opzettelijk en wederrechtelijk. De verklaring dat deze goederen slechts in bruikleen zouden zijn verstrekt wordt onvoldoende onderbouwd geacht.
In één van de zaken is tevens bewezen dat een getuige door een van de verdachten is geïnstrueerd over wat zij moest verklaren. De rechtbank acht daarmee bewezen dat sprake is van beïnvloeding van een getuige in de zin van artikel 285a Sr.
Bewezenverklaring
In beide zaken is bewezen dat de verdachten:
Hebben deelgenomen aan een organisatie met het oogmerk misdrijven te plegen;
Feitelijk leiding hebben gegeven aan het opzettelijk gebruik van valse geschriften;
Feitelijk leiding hebben gegeven aan het opzettelijk en wederrechtelijk aanwenden van overheidsgelden.
In één zaak is daarnaast bewezen dat de verdachte een getuige heeft beïnvloed. In beide zaken is vrijspraak gevolgd voor het onderdeel oplichting als bedoeld in artikel 326 Sr.
Strafoplegging
In beide zaken wordt opgelegd:
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 107 dagen, met aftrek van voorarrest;
Een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
Een taakstraf van 240 uur, met vervangende hechtenis van 120 dagen bij niet naleving.
De rechtbank houdt rekening met de lange duur van de procedure (bijna 5 jaar), de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, het ontbreken van eerdere relevante veroordelingen en de mate waarin regelgeving onduidelijk was in het begin van de tenlastegelegde periode.
Lees hier de volledige uitspraken:
