Dodelijk arbeidsongeval in suikersilo: werkgever veroordeeld tot geldboete

Rechtbank Oost-Brabant 4 september 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:5522

De Rechtbank Oost-Brabant veroordeelt een suikerfabrikant tot een geldboete van 50.000 euro vanwege grove nalatigheid bij een dodelijk bedrijfsongeval. Een werknemer raakt in 2023 bedolven onder suiker in een silo en overlijdt. De werkgever heeft nagelaten om risico’s te inventariseren, instructies te geven en toezicht te houden. De rechtbank acht zowel opzet als schuld bewezen. De onderneming erkent aansprakelijkheid en heeft inmiddels maatregelen getroffen. De straf valt lager uit dan geëist vanwege de constructieve houding van de werkgever.

Achtergrond

In deze zaak is verdachte een rechtspersoon (bedrijf) gevestigd te Dinteloord, actief in de suikerindustrie. De onderneming heeft werknemers in dienst – waaronder uitzendkrachten – voor wie geldt dat zij onder haar leiding en toezicht arbeid verrichten. Op 22 februari 2023 is tijdens werkzaamheden in silo 4 een werknemer omgekomen: hij was bezig met het ruimen van kristalsuiker, raakte bedolven onder een berg suiker, en is ter plaatse overleden door verstikking.

De betrokken werknemer (“het slachtoffer”) is ter beschikking gesteld via een uitzendbureau maar werkte onder de verantwoordelijkheid van de verdachte. Het ruimen van suikersilo’s behoort tot de reguliere bedrijfsvoering van de onderneming.

De tenlastelegging

De onderneming wordt verweten:

  1. Overtreding van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), opzettelijk begaan, door als werkgever handelingen na te laten en/of verkeerde keuzes te maken met betrekking tot het ontwerp, gebruik, onderhoud van silo 4, het ontbreken van een adequate RI&E, onvoldoende voorlichting en toezicht, onvoldoende maatregelen ter beperking van risicovolle situaties (bedelving en verstikking). Dit betreft feit 1.

  2. Aanmerkelijke onvoorzichtigheid/nalatigheid (dood door schuld) in de zin van artikel 307 Wetboek van Strafrecht (Sr), als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Dit is feit 2.

Er is geen strijd over de formele geldigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de rechtbank of over de ontvankelijkheid van het OM.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het OM stelt dat:

  • De bewijsmiddelen – getuigenverklaringen, bedrijfsdocumenten (RI&E, TRA, werkprotocollen, toolboxen, etc.) – tonen onomstotelijk aan dat de onderneming wist of redelijkerwijs had moeten weten van het risico van bedelving / verstikking bij het ruimen van één van haar silo’s.

  • De onderneming heeft nagelaten adequate veiligheidsmaatregelen te treffen: geen RI&E specifiek voor siloruimen, geen effectieve instructies en geen toezicht.

  • De omstandigheden rechtvaardigen een oplegging van opzet (voor het eerste feit) en schuld (voor het tweede). Het overlijden van het slachtoffer is het gevolg van deze tekortkoming(en).

  • Een forse geldboete is passend gelet op ernst, bekendheid met risico’s, de preventieve functie en afschrikking.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging maakt de volgende kernpunten:

  • Vrijspraak gevraagd ten aanzien van het eerste onderdeel van feit 1 (het deel over artikel 3.2, eerste lid Arbobesluit) en het bestanddeel “opzettelijk”. Dat wil zeggen: men betwist dat het ontwerp, de bouw of het gebruik op die manier onveilig was of dat opzet kan worden bewezen voor dat onderdeel.

  • Verder wijst de verdediging op verzachtende omstandigheden: erkenning van aansprakelijkheid aan nabestaanden, betaling van voorschotten, maatregelen genomen na het ongeval (zoals stoppen met handmatig siloruimen) en aanscherping van beleid.

  • Geen inhoudelijk verweer van de bewijslast of causaliteit: men lijkt de vaststellingen van de feiten niet wezenlijk te betwisten, maar wel de juridische kwalificatie van sommige onderdelen en de hoogte van de boete.

Het oordeel van de rechtbank en de bewijslast

De rechtbank weegt de bewijsmiddelen (getuigenverklaringen, interne bedrijfsdocumenten, inspectierapporten etc.) en komt tot de volgende overwegingen:

  • De bedrijfsactiviteiten vallen onder de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit). Werkgever‑werkneemrelatie is duidelijk, ook met uitzendkracht onder toezicht van de verdachte.

  • De gevaarlijke situatie: het ruimen van suiker uit een silo, waarbij sprake is van verstopping, metalen gereedschap (steekijzer), en bedelen/instorten van suikerbergen. Dat deze risico’s bekend waren binnen het bedrijf blijkt uit getuigenverklaringen, interne onderzoekdocumenten en het feit dat ‘men wel wist’ dat lopen op suikerbergen riskant is.

  • Toch zijn onvoldoende concrete maatregelen getroffen. De RI&E bevat geen specifieke inventarisatie van het risico van bedelving/instorting, er zijn geen duidelijke werkprocedures waarin wordt beschreven hoe siloruimen veilig moet gebeuren, noch duidelijke instructies of toezicht. De mangatwacht, die toezicht zou moeten houden, was niet aanwezig.

  • Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat de onderneming artikel 3.2, eerste lid Arbobesluit heeft geschonden (het deel dat betrekking heeft op gebruik van arbeidsplaats, ontwerp, onderhoud etc.), en dat de onderneming bovendien in strijd heeft gehandeld met artikel 5 (inventarisatie & evaluatie) en artikel 8 (inlichtingenplicht, instructie, toezicht) van de Arbowet.

  • Over opzet: de rechtbank oordeelt dat opzet op gedraging (ook nalaten) aanwezig is, ook al hoeft het opzet niet gericht te zijn op het overtreden van de wet zelf, maar op het aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat levensgevaar of ernstige schade zou ontstaan.

  • Over schuld bij overlijden (feit 2): de onderneming had anders moeten en kunnen handelen (verwijtbaarheid en vermijdbaarheid zijn aanwezig), en er is causaal verband tussen de tekortkomingen en het overlijden.

  • Over samenloop: de rechtbank verklaart dat de strafbare feiten uit de Arbowet en Sr voortkomen uit één wilsbesluit, op dezelfde locatie, in dezelfde gebeurtenis. Toch kwalificeert zij de samenloop als meervoudig omdat de wet‐gebieden verschillende belangen beschermen (gezondheid/veiligheid vs lichamelijke integriteit), waardoor de straffen niet in eendaadse samenloop (één daad) worden samengevoegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat:

  • Feit 1: De onderneming opzettelijk in strijd met de Arbowet en Arbobesluit heeft gehandeld, door onder meer geen RI&E te hebben opgesteld voor siloruimen, geen adequate risico’s op bedelving/instorting te hebben voorzien, onvoldoende instructie en toezicht, en daardoor levensgevaar of ernstige schade mogelijk werd.

  • Feit 2: Aan haar schuld is de dood van het slachtoffer te wijten. De onderneming heeft door nalatigheid gehandeld, had anders moeten handelen, had anders kunnen handelen, en er bestaat causaal verband tussen het nalaten en de fatale afloop.

Strafoplegging: motivering van boete en vorm

  • OM eiste € 90.000. De rechtbank legt echter een lagere boete op: € 50.000.

  • Factoren die leiden tot verzachting: erkenning van aansprakelijkheid door de onderneming, betaling van voorschotten aan nabestaanden, maatregelen genomen (beleid verbeterd, silo’s niet meer handmatig ruimen), proceshouding (niet eerder veroordeeld).

  • Factoren die benadrukken verzwarende omstandigheden: het bekend zijn met de risico’s, het feit dat het ongeval fataal is, de ernst van de tekortkomingen, het ontbreken van procedures en toezicht op momenten waarop dat feitelijk van groot belang was.

  • Hogere boete zou betrekking hebben op algemene preventie: het belang dat bedrijven leren dat dergelijke veiligheidsvoorschriften serieus nageleefd moeten worden.

Relevante wet- en regelgeving

  • Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) – met name artikel 5 (inventarisatie en evaluatie van risico’s), artikel 8 (voorlichting, instructies, toezicht), artikel 32 (voor zover deze normaalkader voorziet voor overtreding met opzet).

  • Arbeidsomstandighedenbesluit – met name artikel 3.2, eerste lid: dat arbeidsplaatsen ontworpen, ingericht, gebruikt en onderhouden moeten worden zodat risico’s zoveel mogelijk voorkomen zijn, en dat de arbeidsplaats vrij toegankelijk en veilig te verlaten is.

  • Wetboek van Strafrecht – artikel 307 Sr (dood door schuld).

Juridische betekenis en implicaties

  • Dit vonnis onderstreept het belang van concrete en schriftelijke vastlegging van risico’s in een RI&E, het expliciteren van werkprotocollen, het geven van instructies én daadwerkelijk toezicht.

  • Opzet op wettelijke overtreding (in dit geval opzettelijke overtreding van Arbowet / Arbobesluit) komt binnen bereik wanneer de onderneming zich bewust is van de aanmerkelijke kans op ernstig letsel of overlijden en zich bereid toont die kans te aanvaarden. Het arrest legt uit dat opzet niet per se betekent dat men het doel gehad moet hebben, maar dat de bewustheid van het risico afdoende is.

  • Het vonnis laat zien dat dodelijke bedrijfsongevallen met dergelijke tekortkomingen leiden tot strafvervolging en daadwerkelijke veroordeling, ook indien de onderneming geen eerdere veroordelingen kent.

  • De uitspraak kan als precedent dienen voor vergelijkbare zaken: bedrijven zullen moeten zorgen dat niet alleen de formele documenten aanwezig zijn (TRA, toolbox etc.), maar dat daaruit ook blijkt dat risico’s concreet onderkend, geëvalueerd, gemitigeerd, gecommuniceerd en echt gemonitord worden.

Straf en toekomstperspectief

  • De opgelegde boete van € 50.000 moet gezien worden als afspiegeling van zowel de verzachtende omstandigheden (erkentenis, reeds getroffen maatregelen) als het belang van algemene preventie en de ernst van de feiten.

  • De onderneming zal moeten blijven aantonen dat de maatregelen niet louter symbolisch zijn, maar dat de werkpraktijk daadwerkelijk verandert: veilige werkwijzen voor siloruimen, toezicht (bijv. mangatwacht), duidelijke instructies, training, etc.

  • In hoger beroep zal ongetwijfeld worden gekeken naar de verhouding van boete tot ernst, naar de ingezette maatregelen ná het ongeval, en wellicht naar de wijze waarop opzet en schuld juridisch geconcretiseerd zijn.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^