Dierenarts veroordeeld voor onzorgvuldig antibioticagebruik bij melkvee

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 juni 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:5189

Een dierenarts wordt veroordeeld voor het herhaaldelijk verkeerd toepassen en administreren van diergeneesmiddelen bij melkvee. Hij mengt antibiotica en dient deze via een uierinfuus toe, in strijd met de bijsluiters. Het hof oordeelt dat geen sprake is van een noodgeval of gerechtvaardigde afwijking. Verweren over overmacht, afwezigheid van schuld en beleid van de NVWA worden verworpen. De straf: een voorwaardelijke geldboete van 5.000 euro.

Context van de zaak

In deze strafzaak staat een dierenarts terecht die gedurende meerdere maanden in 2019 diergeneesmiddelen bij melkkoeien toepast op een wijze die in strijd is met de geldende voorschriften. De verdachte, een zelfstandig praktiserend dierenarts, behandelt melkkoeien met mastitis door middel van een uierinfuus waarin hij de middelen Genta-ject 10%, Dexamedium en Ampi-Dry 5000 vermengt. Deze toepassing vindt plaats zonder de wettelijk vereiste aantekeningen in de administratie van de veehouder. De verdachte wordt vervolgd op basis van de Wet dieren, het Besluit diergeneeskundigen en de inmiddels vervallen Regeling diergeneeskundigen.

De tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij:

  1. Tussen 1 juli en 7 oktober 2019 meermalen diergeneesmiddelen heeft toegepast zonder volledige aantekening in de administratie van de houder van de dieren, in strijd met artikel 5.3 (oud) van de Regeling diergeneeskundigen.

  2. Tussen 11 maart en 7 oktober 2019 twaalfmaal diergeneesmiddelen heeft toegepast in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan de vergunningen van die middelen. De middelen worden gemengd en via een uierinfuus toegediend, wat niet is toegestaan volgens de bijsluiters en registratiebeschikkingen.

Standpunt van het openbaar ministerie

Het openbaar ministerie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Volgens de advocaat-generaal is de vervolging terecht, ondanks het NVWA-beleid dat lichte overtredingen meestal bestuurlijk afdoet. De ernst van de feiten, die risico’s opleveren voor de volksgezondheid, rechtvaardigt een strafrechtelijke aanpak.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte voert meerdere verweren:

  • Het openbaar ministerie zou niet-ontvankelijk moeten zijn wegens strijd met het NVWA-interventiebeleid.

  • Artikel 5.3 (oud) van de Regeling diergeneeskundigen is vervallen en weerspiegelt volgens de verdediging een gewijzigd inzicht over de strafwaardigheid van administratieve tekortkomingen.

  • De verdachte zou zich mogen beroepen op de cascaderegeling die afwijkingen van bijsluiters toelaat in noodsituaties.

  • Voorts is er sprake van een medische noodtoestand, het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid, en afwezigheid van alle schuld wegens dwaling.

Oordeel van het gerechtshof

Het hof verwerpt alle verweren van de verdediging:

  • De vervolging door het openbaar ministerie is rechtmatig. Het interventiebeleid laat ruimte voor afweging; het risico voor volksgezondheid maakt strafrechtelijke vervolging gerechtvaardigd.

  • Het vervallen van artikel 5.3 (oud) van de Regeling diergeneeskundigen vloeit niet voort uit een gewijzigd inzicht over strafwaardigheid. Het voorschrift is inhoudelijk vervangen door EU-verplichtingen die dezelfde doelen nastreven.

  • Er is geen sprake van een noodsituatie die toepassing van de cascaderegeling zou rechtvaardigen. Volgens het Veterinair Tuchtcollege zijn er voldoende geschikte en geregistreerde middelen beschikbaar voor ernstige mastitis. De door de verdachte toegepaste behandeling is inmiddels achterhaald.

  • Ook het beroep op noodtoestand faalt: de belangen van volksgezondheid en naleving van registratiebeschikkingen wegen zwaarder dan de door de verdachte gestelde noodzaak.

  • Van materiële wederrechtelijkheid is geen sprake. Het doel van de regelgeving wordt niet beter gediend door het handelen van de verdachte.

  • Er is geen sprake van verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de strafbaarheid van het handelen. De verdachte had de bijsluiters kunnen en moeten raadplegen.

De bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:

  1. Meermalen, als dierenarts, diergeneesmiddelen heeft toegepast zonder volledige administratieve aantekening in de administratie van de houder van de dieren, onder meer met betrekking tot wachttermijnen, identificatie van behandelde dieren en benaming van middelen.

  2. Twaalfmaal diergeneesmiddelen opzettelijk in strijd met de bijsluiters en vergunningvoorschriften heeft toegepast door deze te mengen en via een uierinfuus toe te dienen aan melkkoeien.

De strafoplegging

Het hof overweegt dat het handelen van de verdachte de integriteit van de voedselketen in gevaar brengt. Bij melkkoeien is correcte registratie van gebruikte antibiotica essentieel om besmetting van melk en vlees met residuen te voorkomen. De verdachte heeft deze regels meermalen genegeerd en zonder wetenschappelijke onderbouwing gekozen voor een afwijkende behandeling. Dat de behandelde koeien niet in de voedselketen terecht zijn gekomen, neemt het risico niet weg.

Het hof rekent het de verdachte aan dat hij bewust handelt in strijd met de voorschriften en geen inhoudelijk onderbouwde noodzaak daarvoor kan aantonen. Niettemin houdt het hof ook rekening met strafverlichtende omstandigheden:

  • De verdachte heeft geen financieel motief.

  • Hij is niet eerder veroordeeld.

  • Hij heeft zijn behandelwijze inmiddels aangepast.

  • Het Veterinair Tuchtcollege heeft reeds een boete van 2.000 en een voorwaardelijke schorsing opgelegd, hetgeen tuchtrechtelijk zwaar weegt.

Gelet hierop acht het hof een geheel voorwaardelijke geldboete van 5.000 passend, met een proeftijd van twee jaren. Een constatering van overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep volstaat als compensatie, zonder strafvermindering.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^