'Verschoningsrecht onder spervuur'

Van allerlei kanten klinkt de roep om inperking van het verschoningsrecht van advocaten of tenminste om een kritische blik daarop. Vooral het feit dat het Openbaar Ministerie tezamen met de minister en de politiek beweren dat het verschoningsrecht in Nederland zou zijn doorgeschoten en aan herijking toe is, maakt dat het verschoningsrecht en de advocatuur ook wat van die kritiek te duchten hebben. Het Openbaar Ministerie vecht beroepen op geheimhouding en verschoning met verve aan, en de minister en de politiek hebben de sleutel in handen om deze op andere wijze vorm te geven. Verder in dit artikel:

  1. Verschoningsrecht onder spervuur
  2. Verschoningsrecht in Nederland
  3. Het verschoningsrecht biedt vertrouwen in en bescherming van het geheim
  4. Integere eerbiediging van de grenzen van het verschoningsrecht
  5. Is het verschoningsrecht doorgeschoten?
  6. Afronding en conclusies

 

Lees verder:

 

Dit artikel kunt u enkel raadplegen indien u bent geabonneerd op het Tijdschrift voor Sanctierecht & Onderneming.

 

 

Print Friendly and PDF ^

Wanneer heeft een advocaat (geen) verschoningsrecht?

Hoge Raad 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3258 Onder leiding van de Rechter-Commissaris heeft in de woning van betrokkene 1, en in de bedrijfsruimte van A (hierna: de stichting), waarvan betrokkene 1 de enige bestuurder is, een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. Tegen betrokkene 1, een politieambtenaar, is de verdenking gerezen dat zij in de uitoefening van haar bediening vertrouwelijke politie-informatie heeft verstrekt aan (medewerkers van) een advocatenkantoor en daarvoor een gift of belofte heeft aangenomen in de vorm van drukwerk en digitale formulieren, besteld of betaald door het advocatenkantoor en bestemd voor de stichting.

Tegen bij dit kantoor werkzame advocaten is de verdenking gerezen van 'actieve omkoping' en opzet- en schuldheling. In deze beklagprocedure hebben de klagers (het advocatenkantoor en bij dat kantoor werkzame advocaten) een beroep gedaan op hun (afgeleid) verschoningsrecht ten aanzien van bepaalde onder betrokkene 1 en de stichting inbeslaggenomen stukken.

De bestreden beschikking houdt onder het opschrift 'de verdenking jegens klagers' het volgende in:

"(...) betrokkene 1 verstrekt in de uitoefening van haar bediening vertrouwelijke politie- informatie, zijnde registraties, aan advocatenkantoor klaagster 1 te vestigingsplaats. Zij neemt daarvoor waarschijnlijk een gift of belofte aan of heeft deze aangenomen, in de vorm van drukwerk en/of digitale formulieren, betaald door klaagster 1. Dit drukwerk is kennelijk ten behoeve van haar A of B.

Klaagster 1 doet waarschijnlijk een gift of heeft dat gedaan of verleent een dienst of heeft deze verleend aan betrokkene 1, door het drukwerk en digitale formulier(en) van de A of B te betalen voor betrokkene 1, met het oogmerk haar te bewegen iets in strijd met haar ambtsbediening te doen of na te laten of dat deze gift het gevolg is van haar handelen in strijd met haar plicht. klaagster 1, c.q. de medewerker betrokkene 2 en/of klager 4 van dit advocatenkantoor, hebben opzettelijk goederen verworven waarvan zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat zij deze goederen door misdrijf verkregen hadden en zij daar een beroep of gewoonte van maken.

In het mailverkeer tussen klaagster 1 en betrokkene 1 werden berichten gezien die zouden duiden op het bestellen van drukwerk door het advocatenkantoor ten behoeve van de A. (...)

Bij de politie heeft betrokkene 1 verklaard, kort gezegd, dat zij op verzoek van klaagster 1 tegen betaling politie-informatie aan aldaar werkzame advocaten heeft verstrekt. Over de folders van de A heeft zij verklaard dat deze door klaagster 1 zijn geregeld en betaald en dat dit gewoon een gift was. Tegenover de officieren van justitie mrs. N. Voorhuis en M. Dontje heeft zij verklaard, toen zij door hen als verdachte werd gehoord, dat zij nu denkt dat haar stichting een dekmantel was en dat als de stichting zou gaan lopen, zij ook aan klaagster 1 cliënten zou kunnen aanleveren. Op de vraag welke giften betrokkene 1 voor haar Stichting heeft ontvangen, heeft zij geantwoord dat klager 4 de grote brochure en het draaiboek heeft geschreven, klaagster 7 het contact voor de golfclinic was en dat betrokkene 2 de contactpersoon is geweest voor de facturen, de brochures, de domeinnamen, de hosting van de website, de Kamer van Koophandel- kosten en ook de reclame op de auto. (...)"

De beschikking houdt voorts met betrekking tot de inbeslaggenomen documenten het volgende in:

"3.3. De klagers hebben de documenten tegen de inbeslagname waarvan hun klaagschriften zich richten, verdeeld in twee categorieën:

Categorie 'A': e-mails, brieven, facturen, notities en processen-verbaal met gegevens van letselschadecliënten, die niet zijn aan te merken als "corpora et instrumenta delicti". Deze documenten vallen onder het verschoningsrecht: het zijn (proces)stukken in een individuele zaak, die betrekking hebben op een cliënt.

Categorie 'C': gegevens met betrekking tot betrokkene 1 c.q. de A (...). betrokkene 1 was cliënte van klagers. Zij hebben betrokkene 1 bijgestaan bij het oprichten van de A. Dit betrof diverse adviezen en werkzaamheden. Stukken en correspondentie betreffende deze werkzaamheden vallen per definitie onder het verschoningsrecht."

De Rechtbank heeft aan haar beschikking drie bijlagen gehecht, te weten: bijlage I - aangepaste Documentenlijst opgemaakt namens klagers gedurende raadkamerzitting; bijlage II - corpora et instrument delicti; en bijlage III - geen verschoningsgerechtigde stukken. Elk van deze bijlagen bevat zowel documenten van de A-categorie als documenten van de C-categorie.

Derde middel

Het middel klaagt over het oordeel van de Rechtbank dat de documenten genoemd in bijlage III bij de bestreden beschikking niet kunnen worden aangemerkt als 'informatie die door een cliënt aan klagers in hun hoedanigheid van advocaat is toevertrouwd' en het beklag voor zover het op die stukken betrekking heeft, daarom ongegrond is.

Beoordeling van het derde middel

De bestreden beschikking houdt het volgende in:

"5.5.1. De rechtbank is van oordeel dat de overige door klagers op de Documentenlijst genoemde documenten (voor de duidelijkheid weergegeven in de aan deze beschikking als bijlage III gehechte lijst) niet onder het verschoningsrecht van klagers vallen nu het telkens niet gaat om informatie die door een cliënt aan klagers in hun hoedanigheid van advocaat is toevertrouwd. Een aantal stukken bevat, louter informatie zonder dat er een kenbaar verband met klagers is. Het gaat hier bijvoorbeeld om een bij betrokkene 1 aangetroffen folder van betrokkene 1 of stukken zonder naamsvermelding of stukken van/over derden. De stukken betreffende het drukken van folders, een golfclinic en sponsoring hebben betrekking op werkzaamheden die niet kunnen worden gerekend tot de juridische dienstverlening/taak- en beroepsuitoefening van een advocaat. De in deze stukken vervatte informatie kan dan ook niet worden aangemerkt als informatie die aan een vertrouwenspersoon in diens hoedanigheid is toevertrouwd.

Ook ten aanzien van deze stukken zal het beklag ongegrond worden verklaard."

Ingevolge art. 218 Sv kan degene die uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, zich in rechte op zijn verschoningsrecht beroepen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hem als zodanig is toevertrouwd. Het gaat daarbij om de wetenschap die een verschoningsgerechtigde heeft verkregen in de uitoefening van zijn beroep. Een advocaat komt daarom alleen een verschoningsrecht toe in het kader van zijn juridische dienstverlening aan een rechtzoekende die zich tot hem heeft gewend vanwege zijn hoedanigheid van advocaat.

In de overwegingen van de Rechtbank ligt besloten dat de in bijlage III vermelde stukken niet duiden op zo een dienstverlening en de klagers zich met betrekking tot die stukken daarom niet op een verschoningsrecht kunnen beroepen. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is, in aanmerking genomen de in de bestreden beschikking weergegeven verklaring van betrokkene 1 met betrekking tot die stukken, ook niet onbegrijpelijk.

Het middel is tevergeefs voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Marianne Bloos: 'Het verschoningsrecht is uitgedijd'

De minister van V&J beloofde eind vorig jaar om het professioneel verschoningsrecht tegen het licht te houden. Daarom praat het OM nu samen met het ministerie, de advocatuur en het notariaat over de ontwikkeling van het verschoningsrecht. Voor de zomer verscheen er een artikel in het Financieel Dagblad over het verschoningsrecht. Het OM vertelde in de krant dat het in gesprek wil met advocaten en notarissen over het verschoningsrecht. Het artikel ontketende veelreacties bij advocaten en notarissen. Het vakblad voor het notariaat kopte: 'Aanval op verschoningsrecht ongefundeerd'. In de Opportuun reageerde advocaat en landelijk portefeuillehouder strafrecht van de NOvA Bert Fibbe. In de meest recente editie van Opportuun Marianne Bloos aan het woord. Ze staat achter het verschoningsrecht, maar wil de discussie aan of de reikwijdte ervan in Nederland niet te groot is geworden.

Lees verder:

 

Print Friendly and PDF ^

'Aanval op verschoningsrecht'

Moet het verschoningsrecht van de notaris en de advocaat worden beperkt om de fraudebestrijding te helpen? In oktober 2015 zou de minister van Veiligheid en Justitie in een voortgangsrapportage aangeven of er verder wordt getornd aan het verschoningsrecht. Ondertussen moeten notarissen verstandig omgaan met het verschoningsrecht en kritisch zijn tegenover cliënten. Lees verder:

 

 

Print Friendly and PDF ^

Onderzoek Rykiel: Beklagprocedure waarin verschoningsrecht in het geding is. Alleen de verschoningsgerechtigde zelf kan als belanghebbende worden aangemerkt en dat is een advocaat die voorheen aan het kantoor van klaagster verbonden was en niet klaagster zelf.

Rechtbank Oost-Brabant 2 oktober 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:5650 Het klaagschrift in deze strekt tot teruggave aan klaagster van de onder haar in het kader van het onderzoek Rykiel op 10 april 2014 en op 19 mei 2014 inbeslaggenomen voorwerpen.

Standpunt raadsman

De raadsman heeft in raadkamer aangegeven dat het beklag gegrond verklaard dient te worden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster als beslagene, geheimhouder en als bewaker van het beroepsgeheim een beroep op het verschoningsrecht toekomt. De raadsman vindt dat klaagster in het beklag ontvankelijk dient te worden verklaard, dat haar argumenten inhoudelijk en integraal beoordeeld dienen te worden en dat geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarvoor het verschoningsrecht dient te wijken. Indien de rechtbank ervan uitgaat dat klaagster geen beroep kan doen op het verschoningsrecht, verzoekt de raadsman de rechtbank om de deken van de Orde van Advocaten en persoon 1 te horen zodat zij zich kunnen uitlaten over de inbeslaggenomen stukken en de schending van de vertrouwelijkheid waar ook anderen dan verdachten op mogen rekenen.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beklag ontvankelijk is en dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. De officier van justitie betoogt dat klaagster een beroep op het verschoningsrecht niet toekomt. De officier van justitie verzet zich voorts tegen het horen van de deken van de Orde van Advocaten en van persoon 1.

Beoordeling rechtbank

De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in het beklag. De voorwerpen waarop het klaagschrift ziet zijn onder klaagster in beslag genomen en daarmee is klaagster, als beslagene, belanghebbende in de zin van artikel 552a Sv. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar beklag.

Bij de verdere beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de in beslag genomen voorwerpen, voorwerpen betreffen die in gebruik waren bij persoon 1, voorheen als advocaat verbonden aan klaagster, en ten aanzien waarvan klaagster heeft begrepen dat persoon 1 van oordeel is dat daarop haar verschoningsrecht onverkort van toepassing is.

Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit eerdere rechtspraak dat in een beklagprocedure waarin het verschoningsrecht in het geding is, alleen de verschoningsgerechtigde zelf als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4284.

De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld wie ten aanzien van de beslagen voorwerpen als verschoningsgerechtigde moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank dient in dit geval persoon 1 als verschoningsgerechtigde te worden aangemerkt. Het verschoningsrecht komt immers toe aan de beroepsbeoefenaar, in dit geval de advocaat, als zodanig en niet aan het samenwerkingsverband waarvan de desbetreffende beroepsbeoefenaar deel uitmaakt.

Vervolgens rijst de vraag welke gevolgen het oordeel dat persoon 1, derhalve niet klaagster, de verschoningsgerechtigde is in deze procedure eventueel dient te hebben. Dit is in het bijzonder van belang nu de rechtbank heeft geconstateerd dat de door klaagster in deze procedure aangevoerde argumenten alle hun grondslag vinden in het gestelde verschoningsrecht. De niet-ontvankelijkheid van klaagster kan niet het gevolg zijn, omdat klaagster zoals hiervoor overwogen beslagene is en reeds op die grond als belanghebbende is aan te merken. Naar het oordeel van de rechtbank brengt voornoemd arrest van de Hoge Raad der Nederlanden echter wel mee dat klaagster zich in de gegeven situatie niet met vrucht kan beroepen op argumenten die hun grondslag vinden in het gestelde verschoningsrecht. Het is enkel aan de verschoningsgerechtigde zelf, in dit geval persoon 1, om - op de wijze zoals haar goeddunkt - op te komen voor het gestelde verschoningsrecht. In deze situatie is geen ruimte voor een tweede partij - in dit geval klaagster - om eveneens op te komen voor dit verschoningsrecht.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat nadere bespreking van de door klaagster aangevoerde argumenten in deze procedure achterwege dient te worden gelaten. De rechtbank voegt hieraan toe dat zij het verzoek van de raadsman tot het horen van de deken van de Orde van Advocaten en persoon 1 afwijst. De rechtbank acht een toelichting van de deken en van persoon 1 niet relevant voor de door de rechtbank te nemen beslissing.

Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^