Onderzoek Rykiel: Beklagprocedure waarin verschoningsrecht in het geding is. Alleen de verschoningsgerechtigde zelf kan als belanghebbende worden aangemerkt en dat is een advocaat die voorheen aan het kantoor van klaagster verbonden was en niet klaagster zelf.

Rechtbank Oost-Brabant 2 oktober 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:5650 Het klaagschrift in deze strekt tot teruggave aan klaagster van de onder haar in het kader van het onderzoek Rykiel op 10 april 2014 en op 19 mei 2014 inbeslaggenomen voorwerpen.

Standpunt raadsman

De raadsman heeft in raadkamer aangegeven dat het beklag gegrond verklaard dient te worden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster als beslagene, geheimhouder en als bewaker van het beroepsgeheim een beroep op het verschoningsrecht toekomt. De raadsman vindt dat klaagster in het beklag ontvankelijk dient te worden verklaard, dat haar argumenten inhoudelijk en integraal beoordeeld dienen te worden en dat geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarvoor het verschoningsrecht dient te wijken. Indien de rechtbank ervan uitgaat dat klaagster geen beroep kan doen op het verschoningsrecht, verzoekt de raadsman de rechtbank om de deken van de Orde van Advocaten en persoon 1 te horen zodat zij zich kunnen uitlaten over de inbeslaggenomen stukken en de schending van de vertrouwelijkheid waar ook anderen dan verdachten op mogen rekenen.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beklag ontvankelijk is en dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. De officier van justitie betoogt dat klaagster een beroep op het verschoningsrecht niet toekomt. De officier van justitie verzet zich voorts tegen het horen van de deken van de Orde van Advocaten en van persoon 1.

Beoordeling rechtbank

De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in het beklag. De voorwerpen waarop het klaagschrift ziet zijn onder klaagster in beslag genomen en daarmee is klaagster, als beslagene, belanghebbende in de zin van artikel 552a Sv. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar beklag.

Bij de verdere beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de in beslag genomen voorwerpen, voorwerpen betreffen die in gebruik waren bij persoon 1, voorheen als advocaat verbonden aan klaagster, en ten aanzien waarvan klaagster heeft begrepen dat persoon 1 van oordeel is dat daarop haar verschoningsrecht onverkort van toepassing is.

Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit eerdere rechtspraak dat in een beklagprocedure waarin het verschoningsrecht in het geding is, alleen de verschoningsgerechtigde zelf als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4284.

De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld wie ten aanzien van de beslagen voorwerpen als verschoningsgerechtigde moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank dient in dit geval persoon 1 als verschoningsgerechtigde te worden aangemerkt. Het verschoningsrecht komt immers toe aan de beroepsbeoefenaar, in dit geval de advocaat, als zodanig en niet aan het samenwerkingsverband waarvan de desbetreffende beroepsbeoefenaar deel uitmaakt.

Vervolgens rijst de vraag welke gevolgen het oordeel dat persoon 1, derhalve niet klaagster, de verschoningsgerechtigde is in deze procedure eventueel dient te hebben. Dit is in het bijzonder van belang nu de rechtbank heeft geconstateerd dat de door klaagster in deze procedure aangevoerde argumenten alle hun grondslag vinden in het gestelde verschoningsrecht. De niet-ontvankelijkheid van klaagster kan niet het gevolg zijn, omdat klaagster zoals hiervoor overwogen beslagene is en reeds op die grond als belanghebbende is aan te merken. Naar het oordeel van de rechtbank brengt voornoemd arrest van de Hoge Raad der Nederlanden echter wel mee dat klaagster zich in de gegeven situatie niet met vrucht kan beroepen op argumenten die hun grondslag vinden in het gestelde verschoningsrecht. Het is enkel aan de verschoningsgerechtigde zelf, in dit geval persoon 1, om - op de wijze zoals haar goeddunkt - op te komen voor het gestelde verschoningsrecht. In deze situatie is geen ruimte voor een tweede partij - in dit geval klaagster - om eveneens op te komen voor dit verschoningsrecht.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat nadere bespreking van de door klaagster aangevoerde argumenten in deze procedure achterwege dient te worden gelaten. De rechtbank voegt hieraan toe dat zij het verzoek van de raadsman tot het horen van de deken van de Orde van Advocaten en persoon 1 afwijst. De rechtbank acht een toelichting van de deken en van persoon 1 niet relevant voor de door de rechtbank te nemen beslissing.

Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^