Corpora delicti : wanneer is sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het verschoningsrecht moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding?

Rechtbank Amsterdam 16 november 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8871

Op basis van de bestreden beslissing kon de rechtbank niet beoordelen of sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het verschoningsrecht van klager met betrekking tot de twee Signalberichten in kwestie moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding. Daarover merkt de RC in de bestreden beslissing immers slechts op: “Dat het gaat om gegevens van verdachte die betrekking (kunnen) hebben op het feit waarvoor verdachte is veroordeeld en een ernstige verdenking jegens andere -nog niet veroordeelde- medeverdachten bestaat.”. Daarom heeft de rechtbank bij tussenbeslissing van 10 oktober 2023 verzocht om een nadere concretisering in het licht van het onderzoek 26Mandel. De rechtbank wilde weten of het juist is dat de gesprekken dienen te worden gedeeld in het kader van onderzoek naar een bepaalde persoon of personen, die deel uit maakt of maken van dezelfde criminele organisatie, voor de deelname waaraan klager is veroordeeld en waaruit de RC dat afleidt.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Oplichting next level: getrainde medewerkers gingen langs de deuren voor verkoop kalenders en wenskaarten te verkopen namens “stichting”

Rechtbank Den Haag 26 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9935

De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim tweeëneenhalf jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting. In dat kader heeft hij samen met zijn compagnon een besloten vennootschap, bedrijfsnaam, opgericht en vervolgens werknemers en opdrachtnemers van Bedrijfsnaam zijn langs de deuren gestuurd om namens stichting naam stichting kalenders en wenskaarten te verkopen. Aan (potentiële) kopers werd het beeld geschetst dat een aanzienlijk deel van hun betalingen ten goede zou komen aan zieke kinderen, terwijl dat in werkelijk niet het geval was.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt beoordelingskader aanhoudingsverzoeken

Hoge Raad 9 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1005

Een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting (aanhoudingsverzoek) kan op de terechtzitting worden gedaan door de verdachte of door zijn raadsman die daartoe door de verdachte op grond van artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering is gemachtigd. Ook de raadsman die niet is gemachtigd tot het voeren van de verdediging van de verdachte die op de terechtzitting niet is verschenen, kan daar een aanhoudingsverzoek doen voor zover dat verzoek wordt gedaan met het oog op het effectueren van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of om de in artikel 279 lid 1 Sv bedoelde machtiging alsnog te verkrijgen. Op grond van artikel 329 en 330 Sv wordt beslist op het verzoek nadat het openbaar ministerie daarover is gehoord.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Hof geeft toetsingskader voor beoordeling van zaken waarin strafrechtelijke verdenking van overtreding van artikel 5 van de Wet op de accijns aan de orde is

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2 juli 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2140

Het hof heeft in een accijnsfraudezaak een beslisschema (een tweetrapsraket) geformuleerd voor de beoordeling of sprake is van een overtreding van artikel 5 van de Wet op de accijns.

Stap 1: ‘voorhanden hebben’ volgens Unierecht

Allereerst dient, met inachtneming van het voormelde toetsingskader, te worden vastgesteld of sprake is van ‘voorhanden hebben’ als bedoeld in de Wet op de accijns.

Stap 2: voor strafrechtelijke aansprakelijkheid is (voorwaardelijk) opzet vereist

Vervolgens dient de rechter te beoordelen of de verdachte dat voorhanden hebben opzettelijk heeft gedaan, in de zin dat de verdachte willens en wetens onveraccijnsde goederen voorhanden heeft gehad, waarbij voorwaardelijk opzet als ondergrens heeft te gelden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak van overtreding van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr)

Rechtbank Noord-Holland 8 mei 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:6826

De tenlastegelegde werkzaamheden kunnen niet als beveiligingswerkzaamheden in de zin van de Wpbr worden aangemerkt, zodat de verdachte niet door instandhouding van een beveiligingsorganisatie beveiligingswerkzaamheden heeft verricht of aangeboden en zij van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.

Read More
Print Friendly and PDF ^