HR schetst kader beklag ex art. 552a Sv over ‘hoogst onwaarschijnlijk’-maatstaf, proportionaliteit en subsidiariteit voortzetting beslag, hernieuwd beklag en inrichting stelsel van rechtsmiddelen

Hoge Raad 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128

Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv, moet de rechter a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering houdt hierbij verband met het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt overwegingen m.b.t. begrip ‘ambtenaar’

Hoge Raad 17 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:32

De term ‘ambtenaar’ moet aldus worden uitgelegd dat daaronder ook is begrepen degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. De verdachte was algemeen directeur/statutair bestuurder van N.V. A. A hield zich bezig met de distributie van gas en elektriciteit via een eigen netwerk in een aantal gemeenten in Drenthe en Overijssel. A voerde daarnaast de publieke taak van netbeheer uit. Als bestuurder van A droeg de verdachte de (eind)verantwoordelijkheid voor de daaronder ressorterende bv’s en stuurde hij de directeur van A Netbeheer B.V. aan. Ook was de verdachte in opdracht van de aandeelhoudende gemeenten belast met de uitvoering van de Wet onafhankelijk netbeheer (Splitsingswet) en moest hij in dat verband bewerkstelligen dat de energieleveringstak van A werd afgestoten.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer is voldaan aan het klachtvereiste (art. 66 lid 1 Sr)

Hoge Raad 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:13

De klachtgerechtigde kan zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn uitoefenen. Dat betekent dat wanneer voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennis genomen van het gepleegde delict, de vervolging daarop afstuit. In het geval dat de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Verzwaarde bewijslast bij boetes geldt ook in geval van grove schuld

Hoge Raad 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:26

Indien na verwijzing komt vast te staan dat belanghebbende aan de toenmalige gemachtigde niet de bedoelde benodigde informatie voor het opstellen van de aangifte IB/PVV 2010 heeft verstrekt, verdient voorts het volgende opmerking. De waarborgen die belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het EVRM brengen mee dat de aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit, zoals in dit geval grove schuld, alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden overtuigend zijn aangetoond.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over opzet & Sanctiewet 1977

Hoge Raad 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:2

De verdenking in deze zaak betreft overtreding van een voorschrift gesteld krachtens art. 2 Sanctiewet 1977, opzettelijk begaan, door het overmaken van een geldbedrag dat op indirecte wijze is terechtgekomen bij terroristische organisatie(s) in Syrië. Moet het opzet van de verdachte erop zijn gericht dat geld terecht zou komen bij terroristische organisatie(s)? HR: De opvatting dat het opzet van de verdachte (ook) moet zijn gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke regelingen, vindt geen steun in het recht. ‘Hofs oordeel dat bij een tenlastelegging als deze niet is vereist dat het opzet van de verdachte erop is gericht dat het geld op indirecte wijze bij (een) terroristische organisatie(s) zou terechtkomen, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Uit de bewijsvoering van hof kan ook niet zondermeer volgen dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. De bewezenverklaring is daarom in zoverre ontoereikend gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^