HR herhaalt overwegingen m.b.t. betekenis “valselijk opgemaakt” (art. 225 Sr) en opzet verdachte op valselijk opmaken van geschrift

Hoge Raad 8 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:801

Het verwijt aan de verdachte is dat hij, als (middelijk) bestuurder van het bedrijf waarvoor de aanvraag is gedaan, ten onrechte op het formulier heeft ingevuld dat geen sprake is van een justitieel verleden, terwijl hij eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit. De verdachte heeft in dit kader verklaard dat hij dacht dat de vragen gingen over het bedrijf waarvoor de aanvraag werd ingediend en niet over hem als natuurlijk persoon. Het hof heeft desalniettemin de verdachte veroordeeld voor valsheid in geschrift.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: Voor vraag of goed in beslag is genomen, is niet doorslaggevend of het is vermeld op kennisgeving inbeslagname, in PV bevindingen of op beslaglijst

Hoge Raad 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:777

Het oordeel van het hof dat er geen rechtsbasis is voor enige beslissing omtrent het inbeslaggenomen geld, omdat een officiële kennisgeving van inbeslagneming van het geld ontbreekt, is onjuist. Voor het antwoord op de vraag of een goed in beslag is genomen, is niet doorslaggevend of dat goed is vermeld op een kennisgeving van inbeslagname, in een proces-verbaal van bevindingen, of op de lijst van inbeslaggenomen goederen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Geslaagde klacht over bewezenverklaring verbergen en verhullen van “herkomst” geldbedrag

Hoge Raad 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:790

Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet méér kan worden afgeleid dan dat op ongebruikelijke plaatsen in de (vakantie)woning van de verdachte een grote hoeveelheid geld is aangetroffen, te weten in brandblussers, in een hoes/speeltunnel voor katten achter de bank en in een broekzak van een korte broek die op de grond lag, is de bewezenverklaring wat betreft het verbergen en verhullen van de “herkomst” van het geldbedrag, mede gelet op de wetgeschiedenis van artikel 420bis lid 1, aanhef en onder a, Sr, zoals weergegeven in HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3687, niet toereikend gemotiveerd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: rechter die over ontnemingsvordering oordeelt is niet gebonden aan overweging in hoofdzaak over mogelijk voor ontneming in aanmerking komende wederrechtelijk verkregen voordeel

Hoge Raad 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:789

De rechter die over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet oordelen is gebonden aan het oordeel van de rechter in de hoofdzaak. Dit laat echter onverlet dat aan de rechter, oordelend op de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, een zelfstandig oordeel toekomt met betrekking tot alle verweren die betrekking hebben op de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat. Hieruit volgt ook dat de rechter die over de ontnemingsvordering oordeelt niet gebonden is aan een overweging van de rechter die over de hoofdzaak oordeelt die betrekking heeft op (het bedrag van) het mogelijk voor ontneming in aanmerking komende wederrechtelijk verkregen voordeel.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt: bij de bepaling van wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van voordeel dat daadwerkelijk is behaald

Hoge Raad 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:764

Het oordeel van het hof dat een geldbedrag dat is overgeschreven van de bankrekening van het slachtoffer naar de bankrekening van een stichting kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Dit volgt niet zonder meer uit de omstandigheid dat de betrokkene en medeveroordeelde bestuurder waren van die stichting, aangezien het vermogen van de stichting niet zonder meer kan worden vereenzelvigd met het vermogen van haar bestuurder(s) en niet vaststaat dat betrokkenen dit vermogen vrijelijk te eigen bate konden aanwenden.

Read More
Print Friendly and PDF ^