Schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel: de schijn tegen bij contant ontvangen bedragen

Hoge Raad 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1414

Namens de betrokkene is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat – kort gezegd – uit de belastinggegevens is gebleken dat de betrokkene een bedrag van €156.451 aan salaris zou hebben ontvangen. Uit onderzoek is weliswaar gebleken dat slechts €85.607,28 op zijn bankrekening is gestort, maar bij het aangaan van zijn dienstverband met D B.V. is met de betrokkene afgesproken dat een deel van zijn salaris via de bank zou worden overgeboekt en dat een deel contant zou worden uitbetaald, aldus de verdediging.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt overwegingen over voldoen aan kwaliteitsdelict door belastingadviseur (art. 69 AWR)

Hoge Raad 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1372

Het eerste middel klaagt dat de verdachte in zijn hoedanigheid van belastingadviseur/belastingconsulent niet degene is die een bij de belastingwet voorziene aangifte heeft gedaan. Het tweede middel klaagt over ’s hofs oordeel dat de verdachte ‘opzettelijk’ een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist heeft gedaan. Voordat ik beide middelen bespreek geef ik de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de relevante overwegingen weer.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Is de gewone raadkamer bevoegd kennis te nemen van een klaagschrift ex art. 552a Sv als klagers verdacht worden van een economisch delict?

Hoge Raad 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1401

De onderhavige zaak heeft, zoals de rechtbank heeft overwogen in haar beschikking van 20 maart 2018, betrekking op een verdenking van een overtreding van art. 32 Arbeidsomstandighedenwet. In art. 1, onder 1, WED zijn overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens art. 32 Arbeidsomstandighedenwet aangewezen als economische delicten. Om die reden diende daarom in deze zaak een economische kamer als raadkamer op te treden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Moet alle niet aan Belastingdienst opgegeven omzet worden aangemerkt als “uit misdrijf afkomstig”?

Hoge Raad 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1377

In het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, kan het aldus vermengde vermogen worden aangemerkt als “mede” of “deels” uit misdrijf afkomstig. De aanwezigheid in een vermogen van bestanddelen met een criminele herkomst brengt op zichzelf nog niet mee dat het gehele vermogen als van enig misdrijf afkomstig dient te worden aangemerkt. (Vgl. HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578).

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over beroepsverbod: ontzetting dient betrekking te hebben op recht op uitoefening van een beroep dat in voldoende verband staat met het beroep waarin het strafbaar feit is begaan

Hoge Raad 8 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1378

Het cassatiemiddel klaagt over de door het hof opgelegde bijkomende straf van ontzetting van het recht van de verdachte om het beroep van bestuurder of feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon, dan wel een daarmee gelijkgestelde vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschap, rederij of doelvermogen uit te oefenen.

Read More
Print Friendly and PDF ^