Herziening strafbaarstelling faillissementsfraude: Gewijzigd inzicht wetgever m.b.t. normadressaat en daadwerkelijke benadeling schuldeisers?

Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:128

Gelet daarop geeft de enkele omstandigheid dat een rechtspersoon thans geen normadressaat is van de strafbaarstelling van art. 341, eerste lid onder 1°, Sr geen blijk van een gewijzigd inzicht in de strafwaardigheid van het feitelijke leiding geven aan de in de bewezenverklaring onder 3 en 4 vermelde gedragingen van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard met betrekking tot feiten die vóór de wijziging van wetgeving zijn begaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wederrechtelijk verkregen voordeel en vordering benadeelde partij: niets aanvoeren kan dubbel betalen tot gevolg hebben

Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:127

Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd de in de met deze ontnemingsprocedure samenhangende strafzaak toegewezen vordering van de benadeelde partij benadeelde in mindering te brengen op de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Had Hof vorderingen BP, terwijl niet betrokkene mededader deze vorderingen volledig heeft voldaan, in mindering moeten brengen op wederrechtelijk verkregen voordeel?

Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:124

Het cassatiemiddel klaagt over de afwijzing door het hof van het verzoek om de in rechte toegekende vorderingen aan de benadeelde partijen in mindering te brengen op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR geeft uitsluitsel over wie als pleger strafrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor het onjuist of onvolledig doen van een belastingaangifte als bedoeld in art. 69 lid 2 lid AWR

Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:121

In deze zaak gaat het om de heffing van belasting op de omzet van en de inkomsten uit een winkel. De winkel (A) is een eenmanszaak en wordt gevoerd op naam en voor rekening van de vrouw van verdachte ( betrokkene 1). Verdachte doet (in de hier relevante periode) de administratie en verzorgt de belastingaangiften. Uit bewijsmiddel 2 uit de aanvulling op het arrest die is gebruikt voor de bewezenverklaring van feit 3 blijkt dat verdachte heeft verklaard dat de administratie niet op orde was en dat daardoor de aangiften ook niet klopten. Het middel bestrijdt de motivering van de vrijspraak voor de feiten 1 en 2 voor zover deze inhoudt dat verdachte “zelf niet verplicht was tot het doen van de in de tenlastelegging genoemde aangiften”. Daarin ligt volgens de steller van het middel besloten dat art. 69, tweede lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen een impliciet kwaliteitsdelict is en dat is volgens haar onjuist.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. vereisten voor veroordeling voor bedreiging

Hoge Raad 21 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:44

Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659) en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht (vgl. HR 17 januari 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC8252).

Read More
Print Friendly and PDF ^