Vormfouten politie leiden tot vrijspraak in strafzaak Almeerder

Rechtbank Midden-Nederland 17 februari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:602

Een 34-jarige man uit Almere is door de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van het in bezit hebben en vervoeren van ruim 3 kilogram cocaïne en/of 3 kilogram amfetamine. De rechtbank oordeelt dat het bewijs in de zaak niet gebruikt mag worden omdat de politie cruciale vormfouten maakte tijdens het onderzoek. Hierdoor kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^

OM niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop en geen gehoor geven op getuigenverzoek

Rechtbank Amsterdam 15 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:384

De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de verdediging in het vooronderzoek op een aantal wezenlijke punten zijn geschaad. Allereerst ziet het ten laste gelegde op een periode van ruim tien jaren geleden, en is de zaak na 2013 pas weer voor het eerst in 2020 op zitting aangebracht. Er zijn in dit geval echter aanvullende omstandigheden die tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moet leiden. De rechtbank wijst daarvoor op een brief van de raadsman uit 2014 aan de officier van justitie waarin een (herhaald) verzoek is gedaan om getuigen te horen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt beoordelingskader overschrijding redelijke termijn en rechtsgevolgen die daaraan dienen te worden verbonden

Hoge Raad 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:197

Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, moet het tijdsverloop tijdens de eerste aanleg en dat tijdens het hoger beroep afzonderlijk worden beoordeeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met in eerste aanleg een einduitspraak binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, en dat in de fase van het hoger beroep een einduitspraak wordt gedaan binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG over de toepassing van art. 359a Sv

Parket bij de Hoge Raad 9 februari 2021, ECLI:NL:PHR:2021:108

Bij arrest van 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889 heeft de Hoge Raad de criteria voor toepassing van bewijsuitsluiting als rechtsgevolg in de zin van art. 359a, eerste lid, onder b, Sv gewijzigd. Daarvoor is niet langer het toetsingskader zoals geformuleerd in het arrest van 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5321, NJ 2013/308 maatgevend. Buiten de gevallen waarin het uitsluiten van bepaalde resultaten van het opsporingsonderzoek van het gebruik voor het bewijs noodzakelijk is om een schending van art. 6 EVRM te voorkomen, kan in geval van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel bewijsuitsluiting onder omstandigheden noodzakelijk worden geacht als rechtsstatelijke waarborg en als middel om met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden en daarmee als middel om te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Mag loopproces-verbaal, inhoudende interpretaties en conclusies van verbalisant, gebruikt worden voor het bewijs?

Hoge Raad 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:192

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wetenschap had dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, gelet op onder meer “de OVC-gesprekken die in de bewijsmiddelen worden genoemd”. Daarbij heeft het hof in de aanvulling met bewijsmiddelen de inhoud van een relaas van bevindingen van verbalisant 3 weergegeven met betrekking tot een aantal specifiek aangeduide afgeluisterde gesprekken, “OVC-gesprekken”, waaraan de verdachte heeft deelgenomen. Die weergave bevat een samenvatting van die gesprekken en conclusies van deze verbalisant over wat uit de inhoud van die gesprekken blijkt met betrekking tot de wetenschap van de verdachte over de handel in verdovende middelen door zijn zoon. Door op deze wijze het relaas van bevindingen van verbalisant 3 in de aanvulling met bewijsmiddelen op te nemen heeft het hof een verklaring gebruikt die voor het bewijs ontoelaatbare conclusies inhoudt

Read More
Print Friendly and PDF ^