Conclusie AG over toepassing ne bis in idem bij buitenlandse vonnissen
/Parket bij de Hoge Raad 3 november 2020, ECLI:NL:PHR:2020:1021
Read MoreParket bij de Hoge Raad 3 november 2020, ECLI:NL:PHR:2020:1021
Read MoreHoge Raad 10 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1756
Het hof heeft geoordeeld dat in 2011 aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden niet het recht kon worden ontleend op aanwezigheid en bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoor door de politie (de zogenoemde verhoorbijstand), nu het recht op verhoorbijstand eerst op een later in de tijd gelegen moment aan de verdachte is toegekend. Dat oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting gelet op wat de Hoge Raad in het arrest van 17 december 2019 heeft overwogen. Het middel klaagt daarover terecht.
Read MoreIn de voorliggende zaak, waarin een boete is opgelegd vanwege het niet in overeenstemming met het werkplan op een veilige wijze verwijderen van asbest, meende de onderneming dat aan haar voorman de cautie had moeten worden gegeven omdat hij leiding gaf aan de werkzaamheden. De Afdeling houdt echter vast aan haar rechtspraak dat het zwijgrecht van een rechtspersoon uitsluitend toekomt aan haar bestuurders. Mocht de voorman zelf worden beboet als feitelijk leidinggever of als normadressaat, dan zouden zijn verklaringen alleen uitgesloten hoeven te worden van het bewijs tegen hem.
Read MoreParket bij de Hoge Raad 10 november 2020, ECLI:NL:PHR:2020:1050
Mag een strafzitting worden gehouden terwijl een van de rechters zich in quarantaine bevindt wegens de coronamaatregelen en deze rechter wel via een tweezijdig elektronisch medium met de rechters en de procespartijen in de zittingszaal kan communiceren? Het is een vraag waarop de wet geen pasklaar antwoord geeft, ook niet in de Tijdelijke wet COVID Justitie en Veiligheid.
Read MoreHoge Raad 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1677
Vooropgesteld moet worden dat naar geldend recht de klachtgerechtigde bij een delict als het onderhavige zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn kan uitoefenen. In zoverre is zijn macht om te bepalen of de verdachte wordt vervolgd, in de tijd begrensd. Dat betekent dat in het geval dat voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennis genomen van het gepleegde delict, de vervolging daarop afstuit. Ingeval de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken.
Read More