Wanneer is schade van benadeelde partij ‘rechtstreeks’ door strafbaar feit geleden?

Hoge Raad 9 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1233

De Hoge Raad gaat nader in op de vraag wanneer sprake is van schade die de benadeelde partij ‘rechtstreeks’ door een strafbaar feit heeft geleden. Daarvoor moet voldoende verband bestaan tussen enerzijds a) het bewezenverklaarde handelen van de verdachte of b) een ad info-feit en anderzijds de schade. Verdachte is veroordeeld i.v.m. een hennepkwekerij en diefstal elektriciteit.

Toewijzing door hof van vordering benadeelde partij die strekte tot vergoeding van schade die is geleden door het wegnemen van elektriciteit in de bewezenverklaarde periode “plus een eerdere oogst” is volgens de Hoge Raad niet zonder meer begrijpelijk. Mede in het licht van de betwisting van de verdachte dat hij iets te maken had met de hennepkwekerij, is niet komen vast te staan dat de verdachte al voor de bewezenverklaarde periode schade heeft veroorzaakt waarvoor hij tegenover de benadeelde partij aansprakelijk is.

Achtergrond

In deze zaak is de verdachte vervolgd voor het beroepsmatig telen van hennep en diefstal van elektriciteit. In een bedrijfspand treft de politie op 19 oktober 2016 drie professioneel ingerichte kweekruimtes aan met in totaal 1618 hennepplanten. De stroomvoorziening is buiten de meter om aangelegd, na het verbreken van het zegel van de elektriciteitsmeter. Uit technisch onderzoek van de fraude-inspecteur van de energieleverancier blijkt dat een illegale elektriciteitsaansluiting is gerealiseerd.

De verdachte stelt niets met de aangetroffen kwekerij van doen te hebben. Hij zou enkel eigenaar zijn van het bedrijfspand en wijst erop dat de aangetroffen potten mogelijk nog uit een oude hennepkwekerij uit 2015 kunnen stammen. Niettemin wordt de verdachte door het hof ’s-Hertogenbosch op 12 januari 2023 veroordeeld voor:

  • het telen van hennep in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016, strafbaar gesteld in artikel 3 onder B in verbinding met artikel 11 lid 3 van de Opiumwet, en

  • diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, strafbaar gesteld in artikel 311 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafrecht.

De opgelegde straf bedraagt drie jaar gevangenisstraf.

De benadeelde partij, energieleverancier [benadeelde] B.V., heeft een vordering ingediend ter hoogte van €10.816,05. Dit bedrag is gebaseerd op het berekende stroomverbruik voor zowel de aangetroffen teelt als voor één eerdere teelt. Het hof wijst de vordering in hoger beroep volledig toe, evenals de daaraan gekoppelde schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.

Middel

Het derde middel in cassatie klaagt dat het hof ten onrechte (althans onvoldoende gemotiveerd) de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen voor zover deze betrekking heeft op schade door diefstal van elektriciteit ten behoeve van een eerdere, niet tenlastegelegde teelt. Volgens het middel is onvoldoende onderbouwd dat de verdachte voor die schade aansprakelijk is.

Beoordeling hoge raad

De Hoge Raad stelt voorop dat een benadeelde partij zich in het strafproces kan voegen voor vergoeding van schade die zij ‘rechtstreeks’ heeft geleden door een strafbaar feit (artikel 51f Sv). Daarvoor is vereist dat voldoende verband bestaat tussen enerzijds het bewezenverklaarde handelen van de verdachte of een ad informandum gevoegd feit, en anderzijds de schade (vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793).

In het onderhavige geval is de bewezenverklaring van feit 2 – de diefstal van elektriciteit – beperkt tot de periode van 1 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016. Die periode correspondeert met de teelt van de aangetroffen hennepplanten. De schade die is ontstaan buiten die periode valt daarmee niet zonder meer onder het bereik van het bewezenverklaarde.

Het hof heeft echter geoordeeld dat ook het stroomverbruik voor een eerdere teelt kan worden aangemerkt als rechtstreeks geleden schade, omdat dit verbruik volgens het hof in “onlosmakelijk verband” zou staan met de diefstal tijdens de bewezenverklaarde periode. Volgens het hof is de aanleg van de illegale aansluiting zodanig onderdeel van het gehele opzet van de kwekerij, dat ook een eerdere teelt op basis daarvan kan worden meegenomen.

De Hoge Raad volgt deze redenering niet. Hij overweegt dat het oordeel van het hof – dat de verdachte ook aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit een eerdere oogst – niet zonder meer begrijpelijk is. Daarbij wijst de Hoge Raad op de volgende omstandigheden:

  1. De bewezenverklaring beperkt zich tot de periode van 1 tot en met 19 oktober 2016. De schade door elektriciteitsverbruik in een eerdere periode valt dus buiten het bereik van het bewezenverklaarde feit.

  2. De verdachte heeft expliciet betwist iets te maken te hebben met de hennepkwekerij en met eerdere oogsten. Hij heeft verklaard dat potten met wortelresten mogelijk nog uit 2015 afkomstig waren.

  3. Het hof heeft onvoldoende gemotiveerd dat de illegale elektriciteitsaansluiting al vóór 1 oktober 2016 door of vanwege de verdachte is gerealiseerd én dat hij die aansluiting toen al gebruikte voor een eerdere teelt.

Zonder voldoende vaststelling van feiten die de link leggen tussen de verdachte en de eerdere teelt, kan niet worden aangenomen dat hij aansprakelijk is voor de schade die de energieleverancier stelt te hebben geleden vóór de bewezenverklaarde periode. Het oordeel van het hof is in zoverre onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd.

Daarom vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het hof ten aanzien van:

  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij

  • de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.

De zaak wordt op deze onderdelen terugverwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

Beslissing

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof uitsluitend:

  • voor zover het de opgelegde gevangenisstraf betreft, die wordt verminderd tot twee jaar en negen maanden, en

  • voor zover het de beslissing betreft op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

De zaak wordt voor deze onderdelen terugverwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Voor het overige wordt het cassatieberoep verworpen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^