Vrijspraak in kinderopvangtoeslagfraude
/Rechtbank Amsterdam 6 juni 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5976
Een vrouw wordt verdacht van fraude met kinderopvangtoeslag door het vervalsen en indienen van formulieren bij de Belastingdienst. De officier van justitie vordert vrijspraak van feit 1 en ontslag van rechtsvervolging voor feit 2 wegens gebrek aan bewijs. De verdediging pleit voor integrale vrijspraak omdat de betrokkenheid van verdachte niet kan worden aangetoond. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat verdachte de documenten heeft vervalst of verzonden. De verdachte wordt daarom volledig vrijgesproken.
Context van de zaak
De rechtbank Amsterdam doet uitspraak in een strafzaak waarin een vrouw, geboren in 1987 in het buitenland en ingeschreven in de Basisregistratie Personen op een adres in Nederland, terechtstaat. De verdachte wordt geconfronteerd met de verdenking dat zij fraude heeft gepleegd met kinderopvangtoeslag. Het gaat om feiten die teruggrijpen op de jaren 2010 en 2011, toen bij de Belastingdienst Toeslagen formulieren zouden zijn ingediend die onjuist of vervalst waren.
De kern van de zaak is dat de verdachte volgens het Openbaar Ministerie gebruik zou hebben gemaakt van valse documenten om kinderopvangtoeslag te verkrijgen waarop zij geen recht had. In bredere context maakt deze zaak deel uit van de reeks strafrechtelijke onderzoeken die de afgelopen jaren zijn ingesteld naar fraude met toeslagen. In veel gevallen gaat het om het indienen van valse of vervalste gegevens bij de Belastingdienst, waarbij vervolgens aanzienlijke bedragen aan toeslagen werden uitgekeerd. In dit geval draait het echter om een individuele verdachte van wie de rol en verantwoordelijkheid ter discussie staan.
Tenlastelegging
De verdachte wordt in de tenlastelegging twee feiten verweten.
Onder feit 1 betreft dit het valselijk opmaken of vervalsen van een Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 en een Bezwaarformulier kinderopvangtoeslag 2011. Deze documenten zouden onjuiste informatie hebben bevat, waarmee werd gesuggereerd dat de verdachte recht had op kinderopvangtoeslag.
Onder feit 2 wordt gesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse of vervalste documenten door ze in te dienen bij de Belastingdienst Toeslagen, met het oogmerk om ten onrechte kinderopvangtoeslag uitgekeerd te krijgen.
Deze twee verwijten raken zowel aan valsheid in geschrifte als aan het gebruik van valse documenten. In beide gevallen is voor een bewezenverklaring vereist dat de verdachte direct betrokken is geweest bij het opmaken of indienen van de stukken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie, mr. M.I.M. Geertsema, komt tot een gemengd standpunt. Voor wat betreft feit 1 acht zij niet bewezen dat de verdachte de betreffende formulieren zelf valselijk heeft opgemaakt of vervalst. Zij vordert daarom vrijspraak voor dit onderdeel.
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie dat er wel aanwijzingen zijn dat met valse documenten is gewerkt en dat deze bij de Belastingdienst terecht zijn gekomen. Het enkele bestaan van deze stukken volstaat echter niet om vast te stellen dat de verdachte degene is geweest die ze daadwerkelijk heeft ingezonden. Volgens het Openbaar Ministerie kan het gebruik van deze documenten niet met voldoende zekerheid aan de verdachte worden toegerekend. De officier van justitie acht daarom ontslag van alle rechtsvervolging passend voor feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte, mr. S. Grilk, pleit primair voor integrale vrijspraak. Volgens de verdediging ontbreekt ieder bewijs dat de verdachte de documenten heeft opgesteld, vervalst of ingezonden. De aanwezigheid van de stukken in het dossier kan niet zonder meer aan haar worden gekoppeld.
Subsidiair voert de verdediging aan dat, zelfs indien er sprake zou zijn van valse documenten, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daar verantwoordelijk voor is. Een eventueel gebruik of verzending kan volgens de verdediging net zo goed door een ander zijn verricht. De verdediging benadrukt dat strafrechtelijke aansprakelijkheid altijd individueel moet worden toegerekend en dat in dit geval een directe link tussen de verdachte en de stukken ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank onderzoekt afzonderlijk de twee ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 stelt de rechtbank vast dat er geen bewijs voorhanden is dat de verdachte zelf het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 of het Bezwaarformulier kinderopvangtoeslag 2011 heeft opgemaakt of vervalst. De rechtbank volgt hierin het standpunt van zowel de officier van justitie als de verdediging en spreekt de verdachte vrij van dit feit.
Bij feit 2 staat de vraag centraal of de verdachte de genoemde documenten heeft gebruikt door ze naar de Belastingdienst te sturen. De rechtbank constateert dat er wel stukken bij de Belastingdienst zijn binnengekomen, maar dat in het dossier geen enkel aanknopingspunt aanwezig is dat de verdachte zelf deze verzending heeft verricht. Bewijs dat de verdachte de daadwerkelijke gebruiker van de valse documenten is, ontbreekt. Zonder dergelijk bewijs kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. Ook van dit feit wordt de verdachte daarom vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraak.