Verzet tegen strafbeschikking kan gedaan worden door een bij bijzondere volmacht door verdachte schriftelijk gemachtigde, enkel bij verschijning van deze gemachtigde op het parket

Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:551

De verdachte is door de economische kamer van het Gerechtshof Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het verzet tegen de op 14 juli 2016 jegens hem uitgevaardigde strafbeschikking.

Middel

Het middel klaagt dat de artikelen 257e, derde lid, en 257f, vierde lid, Sv geschonden zijn nu het gerechtshof de verdachte ten onrechte, althans op ontoereikende gronden, niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzet tegen de strafbeschikking. Blijkens de toelichting meent de steller van het middel dat de wet zo zou moeten worden gelezen dat ‘ook de gemachtigde (niet zijnde een advocaat) schriftelijk verzet kan doen’. En in het geval dat niet zo is had het hof, zo begrijp ik, het verzuim voor gedekt dienen te houden.

Beoordeling Hoge Raad

Op grond van artikel 257 lid 3 Sv kan het doen van verzet (ook) geschieden door een bij bijzondere volmacht door de verdachte schriftelijk gemachtigde. Die aldus schriftelijk gemachtigde dient zelf op het parket te verschijnen en aldaar die volmacht over te leggen. De wet biedt niet de mogelijkheid dat een dergelijke volmacht anders dan in persoon op het parket wordt overgelegd. (Vgl. ten aanzien van de vertegenwoordiger van de verdachte als bedoeld in artikel 450 lid 1, aanhef en onder b, Sv HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2496).

Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het hof heeft vastgesteld dat het verzet door de gemachtigde schriftelijk is gedaan onder bijvoeging van de schriftelijke volmacht, getuigt het oordeel van het hof dat het verzet niet op de juiste wijze is gedaan en dat de verdachte om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzet, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook niet onbegrijpelijk. Daarbij verdient nog opmerking dat, anders dan het middel tot uitgangspunt neemt, in dit verband niet relevant is of ter terechtzitting in hoger beroep de verdachte of een door hem op de voet van artikel 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en de verdachte onderscheidenlijk de gemachtigde raadsman aldaar heeft verklaard dat de verdachte de wens had om op rechtsgeldige wijze verzet te doen; die omstandigheid is immers specifiek van belang bij een onvolkomen volmacht door advocaten die een gewoon rechtsmiddel als bedoeld in de artikelen 449-452 Sv instellen of verzet als bedoeld in artikel 257e Sv doen, omdat zij, anders dan bijzonder gemachtigden, een gewoon rechtsmiddel door middel van een schriftelijke volmacht kunnen instellen en schriftelijk verzet kunnen doen bij een aan de officier van justitie gerichte brief (vgl. met betrekking tot gewone rechtsmiddelen HR 5 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3071).

Het cassatiemiddel faalt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^