Vervalste documenten, leasefraude en een corporate creditcard: rechtbank schat crimineel voordeel op ruim vier ton
/Rechtbank Midden-Nederland 2 oktober 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5189
De rechtbank Midden-Nederland legt een veroordeelde een betalingsverplichting op van 435.529,43 euro wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. De man heeft drie bedrijven opgelicht met valse documenten, leaseconstructies en gefingeerde identiteiten. Het voordeel werd berekend op 440.529,43 euro. Wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt het bedrag met 5.000 euro verminderd. De veroordeelde heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd. Bij uitblijven van betaling geldt een vervangende hechtenis van 1.080 dagen.
Context van de zaak
De rechtbank Midden-Nederland behandelt een ontnemingszaak tegen een man geboren in 1964, woonachtig in de Verenigde Arabische Emiraten. De veroordeelde is eerder strafrechtelijk veroordeeld voor oplichting en het gebruik van valse geschriften. De strafbare feiten zijn gepleegd in Nederland in de periode van augustus 2018 tot en met februari 2019 en betroffen drie afzonderlijke benadeelden. De vordering tot ontneming is gebaseerd op het wederrechtelijk verkregen voordeel uit die strafbare feiten, zoals berekend in een forensisch financieel rapport van 19 mei 2021.
De tenlastelegging
De veroordeelde wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Meermalen opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften als waren zij echt en onvervalst (artikel 225 Sr), gepleegd tussen 1 september 2018 en 1 februari 2019;
Meervoudige oplichting (artikel 326 Sr), gepleegd in twee periodes: van 1 augustus 2018 tot en met 13 februari 2019 en van 18 oktober 2018 tot en met 1 februari 2019.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en stelt dit op een bedrag van 440.529,43 euro. Volgens de officier van justitie heeft de veroordeelde dit bedrag verkregen door bedrog te plegen bij drie afzonderlijke benadeelden. Zij baseert zich op het financieel rapport, waarin voor elke benadeelde afzonderlijk het benadelingsbedrag is onderbouwd. Er wordt verwezen naar concrete financiële transacties, leasecontracten, en facturen.
Hoewel de redelijke termijn voor berechting is overschreden, acht de officier van justitie die overschrijding beperkt vanwege de complexiteit van het dossier en de opstelling van de verdediging. Zij acht een beperkte matiging van het te ontnemen bedrag passend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen inhoudelijke betwisting van de vordering tot ontneming. Wel verzoekt de raadsman om de reeds toegekende schadevergoeding aan een van de benadeelden (benadeelde 1) in mindering te brengen op het ontnemingsbedrag, ondanks dat deze vergoeding nog niet is voldaan. De verdediging beroept zich daarbij op persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat uit de inhoud van het dossier en het ontnemingsrapport voldoende aannemelijk is dat de veroordeelde voordeel heeft genoten door oplichting en valsheid in geschrift. Zij stelt het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van 440.529,43 euro, overeenkomstig de berekening van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank neemt het rapport als uitgangspunt en acht de vordering toewijsbaar nu de berekeningen en feiten niet zijn betwist door of namens de veroordeelde. Het gaat om voordeel uit:
Misbruik van een bedrijfscreditcard op basis van vervalste documenten bij benadeelde 1: 73.891,96 euro;
Niet-nagekomen leaseverplichtingen en verkeersboetes bij benadeelde 2: 13.149,81 euro;
Frauduleuze lease van 286 iPhones bij benadeelde 3: 353.487,66 euro.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om de toegekende schadevergoeding aan benadeelde 1 in mindering te brengen af. Aangezien deze vordering nog niet is voldaan, is er geen juridische grondslag om het bedrag in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De bewezenverklaring
De veroordeelde is bij vonnis van dezelfde datum veroordeeld voor:
Het gebruik van valse of vervalste geschriften;
Meervoudige oplichting gericht tegen drie bedrijven;
Het plegen van deze feiten gedurende meerdere maanden in 2018 en 2019, telkens met gebruik van valse identiteiten en juridische constructies om vertrouwen te wekken bij zijn slachtoffers.
Op basis van de inhoud van het strafdossier en het ontnemingsrapport acht de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze strafbare feiten voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De strafoplegging
Hoewel de rechtbank het voordeel vaststelt op 440.529,43 euro, wordt bij de vaststelling van de betalingsverplichting rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Deze termijn vangt aan bij het eerste verhoor van de verdachte op 19 september 2019 en eindigt met het vonnis op 2 oktober 2025, een periode van ruim zes jaar. De rechtbank erkent dat de zaak complex is en dat de verdediging met diverse onderzoekswensen heeft bijgedragen aan de vertraging. Toch is sprake van een overschrijding van twee jaar, waarvoor de Staat mede verantwoordelijk is.
De rechtbank past een matiging toe van het ontnemingsbedrag met 5.000 euro. Dit bedrag is in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad en vormt een passende compensatie voor de termijnoverschrijding.
De veroordeelde wordt daarom verplicht tot betaling van 435.529,43 euro aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Voor het geval dat betaling uitblijft, stelt de rechtbank een vervangende hechtenis vast van maximaal 1.080 dagen.
Lees hier de volledige uitspraak.
